De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 66]
| |
390 A Monsr Monsieur Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, tot Amsterdam.(Baak: 1630 - Muijden 15 September beantw 17 derselver)
1 Monsr et frere
2 De lasch ujt Tacitus vergeten, door dien 't web niet en scheen teGa naar eind2 3 gapen, gelijk UE bij 't nevensgaende zien kan, heb ick op 't einde 4 van 't bladt geklampt: ende zoud' het UE zelf gaerne gebraght 5 hebben, om mijn' Hujsvrouwe, die morgen derwaerts denkt,Ga naar eind5 6 gezelschap te houden: maer heb mijn been, met afstooten van een 7 lapken vels, bezeert, 't welk altijds nauw gewacht dienende,Ga naar eind7 8 vooral bij deze geleghenheit geviert wil zijn om tot geneezinge teGa naar eind8 9 komen. Mijn' gissing had het getroffen, met mon frere Bartolet,Ga naar eind9 10 die ujt der stadt geweest is, ende mij op gisteren, de loopmaren ujt 11 Italien, met eenen brief van den geheimschrijver des Franschen 12 Ambassadeurs, gezonden heeft, doch melden niet gedenkwaer- 13 dighs. Mij deert dat de Mt van Sweden zoo schijnt te smelten. IkGa naar eind13 14 waende dat, in plaetse van dien, hem aenwas ende toeval te ver-Ga naar eind14 15 wachten stondt, vandegeene die met haer nochte met den kaizar 16 beholpen, daerenboven altijds met haet tegens dezen waerenGa naar eind16 17 ingenoomen. Zoo dit dien koning niet gelukt, ende eenighe vor-Ga naar eind17 18 sten oft volken zich voor hem verklaeren, zie wel dat hij geen 19 voordeel doen kan, met zijn hajr t'elkenmaele in een' versche wejdeGa naar eind19 20 te brengen, gelijk de noodt den geenen dwingt te doen, dien 't aen 21 betaling gebreekt, 't en waere dan dat hij met lantbederven, zijnenGa naar eind21 22 vijandt eenighe goede voorwaerden wist' ujt te wringen. Vinde 23 derhalven niet zoo vreemdt dat hij 't ingenoomen zoekt vast te 24 houden ende te beleggen, met schanssen en sterkten, die voetenGa naar eind24 25 inde aerde hebben, ende swaerlijk uit deune handen te breken zijn.Ga naar eind25 26 Men legt de schuldt op Vrankrijk ende Venetien, als niet zoo 27 scheutigh van gelde, als hem wel hoop gegeven was. Maer 't is 28 d'ouwde wijze der grooten, meer t' omvaedemen, als de lankheit 29 hunner armen lijden wil, ende schijnt de gauwste, die zijn bondt-Ga naar eind29 30 genoot, op schoone beloften t' zee weet te helpen, om hem danGa naar eind30 31 voort op genaede der fortujne te laten drijven. Die litzert evenwel,Ga naar eind31 32 zal zich niet lichtelijk in gat steken, daer hij niet door en ziet, 33 ende is voor een niet te vangen. Wie weet wat keer de zaken nochGa naar eind33 34 neemen, indien de loopmaeren de waerheit hebben leeren spreken | |
[pagina 67]
| |
35 van de lading der Indische vloote? want zeker de geruchten van deGa naar eind35 36 Spaensche zijde gestrojt, om hunnen rijkdoom groot te maken, en 37 dienen niet blaeuwer. Acht millioenen te versteken en vertrouwenGa naar eind37 38 onder krijsvolk, dunkt mij bedenkelijker, als die in 's koninx 39 handen te laten vallen. Ick en verstae mij op deze wereldwijsheit 40 ook niet, van ontzigh te willen maeken, met berghen in arbejt teGa naar eind40 41 doen gaen, die met het baren van een mujs, niet dan te beschaemder 42 ujtkoomen. Mijn' hoope is al dat UE noch eenighen lekkeren 43 muskat zal opstoken. Zoo niet moeten 't met wat anders afzien.Ga naar eind43 44 Altijds gelieve U E, zoo ras daer tijding is van 's Prinssen koomste,Ga naar eind44 45 mij die over te schikken, bij een afgezonden ende vertrouwden 46 bode. Cornelis de Glasemaker, die 's nachts ons hujs bewaert, 47 zoude daer toe kunnen dienen, ende UE door mijnen swaegher 48 Pieter Hasselaer aengewezen werden; 't en zij UE ijemant anders 49 heeft. Ondertussen mij gebiedende ujt alle mijn vermoghen, aen 50 U E, late dezelve Gode bevolen, blijvende, 51 Monsr et frere, 52 U E 53 gansdienstwe broeder 54 P C Hóóft. 55 Vanden HtMujden, 56 15 Sep. 1630.
Over het nieuws. |
|