De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 639]
| |
270 (Susanna Huygens-van Baerle aan P.C. Hooft.)1 Mijn Heere
2 Ick heb ue onlangs deur mijn broeder mondeling doenGa naar eind2 3 bootschappen, ick ue waerde presenten datelijck vlijtichGa naar eind3 4 bestelt had, hier is nu naeder blijck datse in behouwenGa naar eind4 5 handen geraekt sijn, neffens versekering, het veer is, van 6 dat mijn soo aengenaemen werck moite sou strecken,Ga naar eind6 7 terwijl ick mij selven onbequaem kenn iet tot ue vermaekGa naar eind7 8 voort te stellen, hou ick mij noch voor geluckich als ickGa naar eind8 9 wt de tweede hant wat kan aenbrengen; ick sien 10 hier weerom een deel grollen die mijn Heer toegesondenGa naar eind10 11 worden, daer ick licht het beste deel minst af verstaenGa naar eind11 12 tot de rest derf ick weijnich seggen, en begin soo teGa naar eind12 13 vereijgenen dat mij voortaen half dunckt ick van mij selvenGa naar eind13 14 spreek, kost ick soo gemackelijck aen soo ruijmen deelGa naar eind14 15 geraken en mij selfs dat geloof in prenten, ick mocht met 16 de frenitiken wenschen noijt van soo vermakelijcken sieckteGa naar eind16 17 genesen te worden, maer ben noch soo niet buijten kennisGa naar eind17 18 of bekenn mij onbequaem genoch te noemen 19 Mijn Heere 20 UE di<e>nstgenegen vriendinne 21 Susanne van baerle 22 Inden Hage den 20 sep 1627
Susanna schrijft Hooft ter begeleiding van Huygens' gedicht dat de goede ontvangst van 268 met het daarbij gevoegde sonnet bevestigt. | |
[pagina *31]
| |
31 Constantijn Huygens, Heer van Zuylichem
| |
[pagina *32]
| |
32 J. Wijtz
|
|