De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 508]
| |
214 (C. Huygens aan P.C. Hooft)1 Mijn Heere;
2 Dus hebben mij ten laesten mijne Vrienden met den arm op StraetGa naar eind2 3 gesett; daer ick nochtans voorgenomen hebbe sonder U.E.Ga naar eind3 4 goetvinden niet te verschijnen. Dat goetvinden versoeck ick 5 vriendel in weinighe regulen van U.E. hand uijtgedruckt teGa naar eind5 6 mogen sien; Ick salder het voorhooft van desen Boeck medeGa naar eind6 7 verstaelen, ende wachten daer op de tanden vande vinnigste bijters.Ga naar eind7 8 Daer zijn swaere redenen die mij desen bedelkorf op zijde binden,Ga naar eind8 9 die ick mogelick van allen meest daer tegen uijtgevaren hebbe.Ga naar eind9 10 Bedriegen mij mijne gissingen niet, ick voorsie wat gelegentheits omGa naar eind10 11 eer langh d'eere van U.E. bijwesen te genieten. Daer sal ick met 12 meer woorden poogen te bevestigen 'tgene ick U.E. biddeGa naar eind12 13 jegenwoordel dese weinighe toe te geven. Zoo verre ben ick van 14 geweigert te willen zijn, dat ick mij oock onderwinde door U.E. 15 gunst die van andere te willen verkrijgen. T' Amsteldam zijn 16 luijden die de Eer-dicten van gewoonte ter mouw uijt schudden;Ga naar eind16 17 ende sullen sij mij oock een stuck dozijnwercks ontseggen willen?Ga naar eind17 18 Seker, mijn Heere, op U.E. begeerte niet; emmers op U.E.Ga naar eind18 19 voorgang sal niemand hincken willen. Soo besluijt ick wederom 20 mijn versoeck met versoeck, dat U.E. gelieve te gelooven dat ickGa naar eind20 21 niet sonder wichtigen waerom, en trachte te wege te brengen utGa naar eind21 22 multa Poetarum veniat manus, auxilio quae sit mihi, zullende mij voorGa naar eind22 23 de gunst van allen aen U.E. eenige beleeftheid verbonden houden, 24 ende voor dese, blijven Mijn Heere;Ga naar eind24
25 Hage, desen April 1625. 25 U.E. dienstwilligste 26 vriend CHuygens.Ga naar eind26
27 Aen dit misvall gebreken noch hooft ende staert, sullende deselveGa naar eind27 28 noch ontrent thien oft 12. vellen drucksels uijtmaken, ende mijnen 29 zetter weinigh meer als drij weken besigh houden. U.E. gelieveGa naar eind29 30 op dien tijd wat staets te maken, ende andere te helpen maken. IckGa naar eind30 31 sal verwachten, dat mij daertegen desen ongebonden borstel wederGa naar eind31 32 geschickt worde, om hier sijn' volle leden te ontfangen, ende U.E.Ga naar eind32 33 in aensienlicker uijtreedsel t' huijs te komen. Den He Generael ReaelGa naar eind33 34 wilde ick gaeren door U.E. middel in dese reqte besloten hebbe, 35 konde ick mij der macht zoo wel als der genegentheid beroemenGa naar eind35 36 van Sijne E. eenighen wederdienst te doen. | |
[pagina 509]
| |
Huygens zendt Hooft de losse vellen van zijn ter perse zijnde Otiorum Libri Sex (Hagae-Comitis 1625), voorzover gereed, vraagt hem om een lofdicht ter toevoeging aan het voorwerk, en verzoekt hem ook anderen te Amsterdam, met name Reael, daarom te vragen. |
|