De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 505]
| |
212 Aen Bujrmr ende gerechten van Blarikom:1 Eersaeme vroome zeer besondere gunstighe goede vrienden.
2 Alsoo op Dirk Reyersz. U L jegenwoordighen schout sulx te zeg-Ga naar eind2 3 gen valt, dat ick niet en verstae zijne commissie te continueren, zooGa naar eind3 4 heb ick het ooghe geslaeghen op den persoon van Willem Henrixz. 5 Uwen medebujrman. Wel mishaeght mij dat hij noopende datGa naar eind5 6 schoutamt verschejden koomanschappen heeft aengegaen. Maer 7 om 't geene anders te wenschen waer, zoo veel de reedelijkheit lij- 8 den kan, ten besten te keeren, heb hem de commissie toegeseit op 9 conditie, dat hij sal betaelen aende armevooghden 't zij kerk oft 10 potmeesters hoe die genaemt moghen worden ende aende diaconen 11 der kerke aldaer ijder comptoir hondert ende vijftigh guldens ge- 12 reedt ende zoo wanneer hij 't voors schoutampt den tijdt van 14 13 maenden [maenden] zal hebben bedient, noch aen ijder der voors 14 comtojren respectivelijk de somme van vijftigh guldens ende gelijke 15 50 gl aen de armevooghden ende diaconen van Hujsen oft arme- 16 vooghden ende diaconen U.L. roerende. Hierinne zende zijne obli-Ga naar eind16 17 gatien ten einde U L hun deselve behandighen, ende mij verwitti- 18 ghen dat sulx geschiedt ende de voors gl 300 betaelt zijn. Waer toe 19 ick mij verlaete. UL 20 Eersaeme vroome zeer besondere gunstighe goede vrienden, den 21 almoghenden in schut ende scherm bevelende.
22 Vanden Hujse te Mujden, 23 den xxvijen Jan a 1625. 23 UL 24 Toegedaene goede vriendt 25 P C Hóóft.
Hooft heeft de schout van Blaricum ontslag aangezegd. Zijn opvolger heeft de fout gemaakt, al voor zijn benoeming ‘koomanschappen’ aan te gaan. Dit woord kan, behalve ‘handel’, ook ‘onderhandeling’ betekenen, het gaat waarschijnlijk over afspraakjes, waarbij de schout steekpenningen ontvangen zal. Deze moet nu, als door Hooft geëiste tegenmaatregel, offeren aan de armen, namelijk de kerk- of potmeesters ‘of hoe ze heten mogen’ en de diakenen. Blaricum was een katholiek dorp. De diakenen verzorgen de weinige protestantse armen, de kerkmeesters of potmeesters de overige. Bij ‘kerkmeester’ | |
[pagina 506]
| |
moet men aan een wereldlijk ambt denken, want een katholieke kerk was er officieel niet en kerkmeesters werden door de wereldlijke overheid benoemd. Na 14 maanden moet de schout opnieuw aan dezelfden betalen, en bovendien een gelijk bedrag aan dezelfde twee ‘kantoren’ te Huizen. Dit laatste was een protestants dorp, maar het is onbegrijpelijk dat de schout van Blaricum als bewijs van goed gedrag aan de armen van Huizen moet offeren. Er staat dan ook achter ‘oft armevooghden ende diaconen U.L. roerende’. Maar die laatsten zijn al genoemd. Waarschijnlijk heeft de vermelding van Huizen alleen plaats welstaanshalve en wist Hooft heel goed, dat de daar genoemde bedragen óók aan de Blaricumse, katholieke armen ten goede zouden komen. |