De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 492]
| |
206 Aen mijn Heere mijn Heere P C Hooft ten Huijse van Mujden1 Mijn Heere ............... **Ga naar eind1 2 * ................... •
4 Nae dat ick verheert ben, door kraftiger gedachten, als de wel 5 voegende beleeftheijt heeft konen wederstaen: soo derff ick wen- 6 schen, dat in mij soo veel herleeven als in u e versterven moegenGa naar eind6 7 (soo ghij 't mij waerdich acht) de salige duechden van onse PatronaGa naar eind7 8 die de aert te lang onwaerdich genoeten heeft, ende nuGa naar eind8 9 onlangs eerst nae waerdij ten Heemelschen troon verheeven is. 10 Daerse overlang al hadde Tuijs behoort, ende ons =Ga naar eind10 11 onthant te weesen. Ick hebbe met meerder leetweesenGa naar eind11 12 Uwen Rouw vernoemen die welcke ick met drift vanGa naar eind12 13 Droeffenische gevoele, en nochtans niet van u e geloeven 14 kan. Wel hoe mijn heere, ghij die soo veel voorraet 15 van stanthaftige wijsheijt hebt op gedaen? soudt ghij nochGa naar eind15 16 wel konen elendich gemaeckt werden, door werrelt-Ga naar eind16 17 lijcke nootsaekelijckheijt. ick bid ue te beantworden 18 Dese mijne moeijelijckheijt soo sal ick blijven
19 u e dienstverbonden vrindinne 20 Tesselscha Roemers
21 [-]r 't ue belieft te schrijven 22 [-]n broeder sal dien welGa naar eind22 23 [-]ellen met een van sijn 24 brieven die hij daer om sal maeckenGa naar eind24 | |
[pagina 493]
| |
Tesselschade heeft het overlijden van Christina van Erp (6 juni 1624) en Hooft's ontroostbaarheid vernomen. Zij schrijft hem na enige tijd; naar stoïsche zede, die geen rouwbeklag toestaat, geeft zij aan haar meeleven de vorm van de vraag: kunnen de talrijke wijsgeren, wier werken gij kent, u geen voldoende steun geven? |
|