De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 378]
| |
149 Aenden H. Adt Fiscael,1 Mijn Heere,
2 Dus daetlijck laeten mij Burgermeesteren van Naerden weten hoeGa naar eind2 3 dat Elbert Sommesel sich selven nu tegens den avont heeft verhan- 4 gen aen een kant gescheurt van sijn dexel ende te saemen gedraejtGa naar eind4 5 die mij vertoont is. t Welck sulcken ontsteltenis in de stadt gemaeckt 6 heeft dat het van d'ander gevangen is verstaen ende die sulx daer- 7 over gealtereert dat sijne vrunden vresende gelijcke swaerigheidtGa naar eind7 8 versoecken ijemandt bij hem gestelt te moghen werden te sijnen 9 kosten. Ick heb geconsenteert datmen bij hem sal moghen stellen 10 een oft twee dienaers vanden H. Procureur gn 1, dewelcke onlanxGa naar eind10 11 naer de toecoomste van 't droevigh fajt, aldaer moeten gearriveert 12 sijn met den deurwaerder: van wien ick ontfangen heb UEd. mis- 13 sive in date den vijen lestleden: die ick denck naer te komen, maerGa naar eind13 14 niet veel meer bij willighe depositie te recouvreren. Ten waere wt 15 den mondt van Jan Dirxz. Dob UEd. bekent: ofte datmen ijemant 16 bekoorde met beloften van impunitejt, om sijne complicen te be-Ga naar eind16 17 draeghen. De voors deurwaerder wesende geassisteert met ses 18 dienaers en heeft mij niet versoght: gelijck oock verstae dat mijn 19 assistentie superflu soude wesen ende misschien schaedelijck over-Ga naar eind19 20 mits d'animeush diemen te Naerden tzedert t'appel ende vervoerenGa naar eind20 21 van Eppe van Cleef, schijnt genomen te hebben om mij den voet 22 dwers te setten. Doch in geval mijne presentie nodigh gevonden 23 werdt, sal gereedt zijn. Nu is dese bij eenen expressen om te wetenGa naar eind23 24 wat U Ed verstaet behoore gedaen te werden mettet doode lichaem 25 vanden voors Elbert, mitsgaeders sijne goederen dewelcke ick op 26 nieuw gelast hebbe te inventariseren, alsoo Schepenen over sulx opGa naar eind26 27 de informatien tegens hem sijnde, hadden geweigert te staen: 28 Naemelijck oftmen tegens den dooden voorts procederen sal totGa naar eind28 29 Naerden oft te Hove: ende indien te hove, hoe dan met het lichaemGa naar eind29 30 toe. In alle het welcke ick den Ed. Mo. HH vande Reke ende UEd. 31 gaerne soude geven contentement, ende verwachtende te dien einde 32 spoedigh antwoordt, sal deselve 33 Mijn Heere, naer groete ende dienstighe gebiedenis, met alle die 34 haer lief zijn, den almoghenden in schut bevolen laeten.
35 Zeer haestigh vanden Hujse 36 te Mujden, 37 den ixen Novemb. 1619. 37 UE 38 Altijds Dienstwe 39 P C Hóóft | |
[pagina 379]
| |
Zelfmoord van een der gevangenen. Consternatie en vrees dat de andere het vorbeeld zal volgen. Hooft vraagt aan de advocaat-fiscaal wat hij met het lijk moet doen en met de nagelaten goederen en of het proces tegen de dode te Naarden of voor het Hof gevoerd moet worden. |
|