De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 371]
| |
146 Aende H H vande Rekeninge1 Ede etc.
2 Uwer Ed. Mogh. schrijvens in date den xien lestleden met de copienGa naar eind2 3 van reqe ende missive hier bij te rug gaende is den 14en ontfangen bij 4 mij ende met debvojr naergekomen. Sulx ick wt communicatie met 5 de regenten der stede Naerden ende dorpen van Goeijlandt getroc-Ga naar eind5 6 ken, gelijck oock ten deele bij inspectie bevonden heb, dat de 7 plaetse daer t goeijer bos voor de troublen stondt is een hooghteGa naar eind7 8 geleghen ontrent 1/2 wre gaens zujdelijck van Hilfersom, groot bijGa naar eind8 9 gissinge aenden kant van 200 marghen biggelsteenigh ende grof-Ga naar eind9 10 sandigh lands niet draeghende dan sekere heide dienstigh tot wejdeGa naar eind10 11 van schaepen ende stroijinge onder beesten om vermengelt met 12 misse den schraelhede haerder bouwlanden te bate gebracht te wer-Ga naar eind12 13 den: dewelcke geschaepen souden zijn mede tot heide te werden bij 14 mangel van de heide ende plaggen die sij van dese ende andere 15 quartieren inden selven lande met grooten arbejdt versaemelen, als 16 d'eenighe materie, bequaem tot sulx aldaer te becomen. Ende seg-Ga naar eind16 17 gen zijlieden te zijn in vredighe possessie vel quasi van sulx teGa naar eind17 18 moghen doen hoewel de grondt den Graeflijckhede toecomt, 19 producerende tot fondament haerder pretentien een vonnis 's HofsGa naar eind19 20 van Mechelen in date den xixen Novemb. a 1474 waer van 't dictumGa naar eind20 21 geextraheert hier bij gaet: dat zij oock van ouds her betaelen sekereGa naar eind21 22 lasten onder den naeme van bostienden, ende henlieden ten tijde tGa naar eind22 23 bos in wesen was competeerde elck respectivelijck te sijner beurte 24 den houw daer in t'haeren proffijte; 't welck bijde voors wtroeijingeGa naar eind24 25 ende 't enckel resteren van heide grotelijx is vermindert. Ick heb 26 niet gelaeten haer te sonderen (alsoo 't een favorable saecke is wil-Ga naar eind26 27 dernis tot culture te brengen) oft zij souden konnen verstaen tot af-Ga naar eind27 28 standt van t bos mits ontlast werdende vande voors tienden: maerGa naar eind28 29 wordt daer op bejegent; hoe dat Goeijlandt jegenwoordelijck veelGa naar eind29 30 meer is gepeupleert als voor de troublen oock oversulx behoefti- 31 gher van quantitejt oft deughde van landt, de quantitejt ontbree-Ga naar eind31 32 ckende gesocht moet werden de melioratie door de voors middelen,Ga naar eind32 33 soo zeere dat de materie gesuppediteert, boven soo veel andereGa naar eind33 34 heiden, wt den grondt van 't bos noch nerghens nae strecken magh:Ga naar eind34 35 maer veele particulieren jaerlijx goede parthije van lange heide, die 36 op Goeijlandt ter sake van 't frequent afmaeijen niet gevonden 37 wordt, gedrongen zijn te koopen op de Vujrsse ende in verscheiden 38 plaetsen des gestichts van Wtrecht. Ende tot bewijs van desen noodtGa naar eind38 | |
[pagina 372]
| |
39 allegeren dat zijlieden eenighe jaeren herwaerts merckelijcke kosten 40 hebben gelejdt aen t behouden van desen hoeck door 't planten van 41 den helm, sonder 't welcke 't swoordt vanden velde overloopen metGa naar eind41 42 sandt, verdrooght verdort ende verstoven soude zijn geweest. 43 Seggen mede dat de plaetse van 't bos eertijds gëenvironneert was 44 met hooghe veenen dewelcke plegende te subministreren de voch-Ga naar eind44 45 tigheidt vereischt tot voedsel der planten, nu t'eenemael afgegrae- 46 ven sijn; sulx de grondt gedestitueert van vruchtbaerheidt tot egeeneGa naar eind46 47 culture en soude konnen reusseeren. Oft het oock anders wtviel, 48 (gelijck zijlieden haer versekeren neen) soo souden in allen gevalleGa naar eind48 49 haere landen gepriveert van de heide hier ter plaetse wassende onbe-Ga naar eind49 50 quaem werden tot den last der verpondinge, ende veele hujsgesin-Ga naar eind50 51 nen gerujneert: soo zij seggen. Welcke extremitejt zij vertrouwenGa naar eind51 52 incompatibel te wesen met de vaderlijcke sorghe die de Ho. Mo. HHGa naar eind52 53 Staeten over haere onderdaenen gewoone zijn te draeghen. Is 54 voorts mijn advis (dewijl 't UEd. Mo. dat gelieft heeft te requireren)Ga naar eind54 55 al waer 't oock dat alle voors pretentien objectien ende motiven 56 mochten werden geoordeelt te wesen frivool, dat den geenen die deGa naar eind56 57 resolutie nemen soude van wt te voeren dit desseing, bejegenenGa naar eind57 58 souden onentlijcke obstaclen turbeelen, affronten ende ongeneuch-Ga naar eind58 59 ten; gelijck d'ervaerenh aenwijst dat ordinarie vallen in saecken dieGa naar eind59 60 doorgedreven werden tegens wil ende danck van een gansche ge- 61 meente: ende oorbaer waere, als d Heer Prinsse van Portugael ver-Ga naar eind61 62 stondt hier op te vervolghen, te tenteren den wegh van accoort metGa naar eind62 63 de hujslieden ende stede: alhoewel ick mij luttel hoope van succesGa naar eind63 64 soude konnen geven. Waermede meenende voldaen te hebben 65 d'ordre van UEd. Mo. wil deselve, 66 Ed. etc. nevens wensche van gelucksalighe regeringe den almo- 67 ghenden, ende haer in gratie bevelen
68 Vanden Hujse te Mujden 69 den xxen Octob. 1619. 69 UEd. Mo. 70 Dienstwe Dienaer 71 P C Hóóft.
Hooft geeft een uitvoerig verslag van hetgeen zijn overleg met de gemeentebesturen heeft opgeleverd ten aanzien van de in 145 ter sprake gekomen zaak. De economische betekenis van de gevraagde grond maakt afstand uiterst ongewenst en zou in het toch al arme Gooiland onlusten verwekken. |
|