De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 303]
| |
111 (P.C. Hooft aan D. Booth.)1 Monsr Booth,
2 UE schrijvens vanden viijen is mij wel behandight,Ga naar eind2 3 waer wt mij lief is te zien UE goede affectie tot de- 4 fensie van mijne reputatie. Ende om van mij selvenGa naar eind4 5 daer toe te confereren soo veel in mij is heb UE 6 bij desen willen overschicken de bijgaende memorie: 7 ten einde UE met den H. advocaet Faghel deliberere 8 oft genoegh sal sijn dat UE vanden inhouden metGa naar eind8 9 eenighe Heeren vanden raede communicere ende metGa naar eind9 10 andere doe communiceren door mijnen Neeve den Heere 11 Verius die ick weet dat mij te gevalle niet laeten salGa naar eind11 12 de sake op 't ernstighste te recommanderen ter plaetse 13 daer 't dienstigh gevonden wordt; waer toe de bijgaende 14 missive tendeert: dan oft het beter waere dat ick selveGa naar eind14 15 tegens den dagh dat de saeck dienen sal (dien ick in 16 sulcken geval moest weten) eens over quaeme. Niette- 17 genstaende ick schepenen van Naerden wel te vooren 18 heb gewaerschouwt, dat soo zij den gevangen aen den 19 halse niet en straften, ick ongetwijfelt soude moeten 20 appelleren, soo nemen sij 't als oft ick het expres totGa naar eind20 21 verclening van haer stadt gesocht hadde, daer ickGa naar eind21 22 doch door geene particuliere passie hier in en ben ge-Ga naar eind22 23 moveert, maer alleenlijck door advjs vanden Heere 24 Cromholt die mij geraden heeft in saken van sulcker 25 importantie te communiceren met den H Fiscael: 26 ende door seker apostille vanden selven inhouden opGa naar eind26 27 de marge van mijn rekening ter camere gestelt bij t 28 narré van een vonnisse over doodslagh mede tot Naer-Ga naar eind28 29 den gewesen min favorabel als dit is: ende voorts door 30 d'impressie van 't quaedt dat hier wt soude moghen 31 volghen ten platten lande daer veele doodslaeghersGa naar eind31 32 ontcomen, alsmen dan noch de geene die in handen 33 vielen soo slappelijck straffen soude: oft apparentelijckGa naar eind33 34 noch slapper ten aensien deselve selden oft nemmer-Ga naar eind34 35 meer noch met diefte oft soodaenighe delicten besmetGa naar eind35 36 zijn. Ende hierop magh UE wt mijnen naeme wel 37 eedt presenteren ende presteren zoo 't nut oft nootGa naar eind37 38 is. 'T geene daer zij mij te hove meest meenen mede | |
[pagina 304]
| |
39 te beschaemen toucheert de eere van den heere vanGa naar eind39 40 Nievelt z.g., UE oom immers soo veel als deGa naar eind40 41 mijne, ende is dit. Eenen Wouter Joosten bombasijn-Ga naar eind41 42 wercker eertijts te Haerlem geboet hebbende om over- 43 spel ende bij wille ter weersijden van sijn hujsvrouweGa naar eind43 44 geschejden heeft sich tot Naerden begeven, ende bij een 45 concubine inden tijdt van ontrent seven jaeren een 46 hujs vol kinderkens geteelt. Den Heere Nievelt (dien 47 't blijckt bekent geweest te zijn) heeft hem getolereert, 48 (soo ick achte) ten aensien hij sich anders zeer welGa naar eind48 49 droegh, ende groot beswaer lagh in hem van dese con-Ga naar eind49 50 cubine te schejden, overmits de kinderen soo doende 51 op den dijck geraeckt souden hebben. Want de moederGa naar eind51 52 condese niet houden; de vader alleene oock niet; ende 53 een dienstmaeght (als hij schoon dat had vergeldenGa naar eind53 54 moghen) soude apparentlijck een nieuwe overspeelster 55 geworden zijn. Ick kennis vande sake gecreghen heb- 56 bende doen hij daer ontrent neghen jaeren had gewoont 57 ben met hem overcomen vande boete nopende 'tGa naar eind57 58 geene geschiedt was hem doende seggen dat hij de 59 vrouwe echter van hem moeste doen, ende sich haerderGa naar eind59 60 onthouden op nieuwe peenen. Wil oock bij eedeGa naar eind60 61 verclaeren dat ick nojt ijets heb genoten voor conni-Ga naar eind61 62 ventie oft tolerantie oft verstaen dat hij haer heeft be-Ga naar eind62 63 kent, naer den tijdt van 't accoordt hoewel sij sullen 64 seggen dat hij eerst corts gestorven is ende metGa naar eind64 65 de voors concubine soo lang is blijven hujshouden. 66 Ende boven dien is te hove wel notojr dat d officierenGa naar eind66 67 van overspel geen rekeninge schuldigh sijn te doen. 68 Selfs de stadt Naerden heeft den man zeer favorabelGa naar eind68 69 voorschrijven dat pas verleent ende de burgermr 70 Aelt Gijsbertsz. die nu (soo ick meen) te hove comt 71 ende mijn hardste partije wesen wil in sijn particulier 72 mede: waer van d'acten noch onder mij sijn. Hier op 73 verwacht advjs van UE aen wien mitsgaders alle 74 de Heeren die uit mijn naeme gesproken sullen werden,Ga naar eind74 75 ick mij dienstelijck gebiede, deselve Gode den 76 almoghenden bevelende. 77 Van den Hujse te [.. 78 .....] 1617.
79 UE 80 dienstwillige 81 P C Hóóft. | |
[pagina 305]
| |
In antwoord op Booth's omgaand antwoord op 109 zendt Hooft hem een uiteenzetting ter toelichting en verdediging van zijn standpunt; Booth moet met de advocaat Fagel overleggen of het voldoende is, hiervan mededeling te doen aan de leden van de Hoge Raad, dan wel dat Hooft zelf moet overkomen als de zaak dient. Terwijl de regeerders van Naarden Hooft's optreden aan persoonlijke motieven toeschrijven, laat hij zich leiden door het advies van de heer Cromholt (raadsheer in het Hof) om in zo belangrijke gevallen met de advocaat-fiscaal te overleggen, voorts door een apostille van de Rekenkamer en tenslotte door zijn vrees voor de gevolgen van te slappe rechtspraak, terwijl er toch al zoveel doodslagers ten platten lande aan het gerecht ontsnappen. Hooft beschrijft dan een geval van overspel, waarin hem door zijn tegenstanders waarschijnlijk te grote toegefelijkheid zal worden aangewreven, wat hij met feiten weerlegt. |
|