De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 235]
| |
75 (G. Backer aan P.C. Hooft).1 Erentfeste wijze voorsienighe zeer discrete Heere
2 Mijn Heer. Hijernevens gaen twee Duijnmaijers die Uwer E. 3 gelieve te beedigen, op datse gelooff mogen hebben int gene haerGa naar eind3 4 bejegent ende willen comen seggen. Hebbe oock gecommuniceertGa naar eind4 5 met mijn Heer den Bailliu van Kennemerlant. Dat Uwer E. wel 6 genegen waert ijmant binnen Naerden tot Luijtenant Houtvester 7 te committeeren. daermede wij meenden bewaert te wesen, Ende datGa naar eind7 8 ick daertoe U.E. voorgedragen hadde mijn Broeder jegenwoordigh 9 bij mijn Vader woonachtich. Twelck zijnder E tot voorstant vandeGa naar eind9 10 waranden zeer geraden vond. Indijen Uwer E. hem daertoe gelieft 11 te committeren Tot dijen eijnde hebbe ontworpen een InstructieGa naar eind11 12 hijernevens gaende, die UE. can visiteeren ende daer aff ofte toeGa naar eind12 13 doen tgene UE goet duncken ende believen zall, Soe Uwer E. 14 geraden vindt daerbij te vougen de opsichte vande paterijs jachtGa naar eind14 15 ende leghonden als oock opde ordere vande haese jacht can welGa naar eind15 16 geschieden, Ende versoecke gants dienstel zoo UE. mijn Broeder 17 daertoe gelieft te committeeren dat hem daervan hoe eerder hoe 18 beter mach verleent werden commissie om dat wij te beter in onsGa naar eind18 19 voorgenomen werck mogen bewaert werden. Ick sal altoos sorge 20 dragen ende maecke mijn selffs daervooren starck dat UE. voorGa naar eind20 21 desselffs provisie zoo haest wij aen tvangen vande Conijnen sijn 22 alle weke met conijnen sult versien werden. Waertoe UE. wel 23 mog[et]en verlaten. Ende desen hijermede eijndigende Bidde 24 Godt Almachtich. 25 Erentfeste wijse voorsienighe zeer discrete Heer 26 Mijn Heer Uwer E lange te behouden in state ende voorspoet. InGa naar eind26 27 Haerlem den vijen Novemb 1614
28 Uwer E Dienstwillige 29 Dienaer. 30 G Backer 31 Mijn Heer den Baillu doetGa naar eind31 32 zijn dienstbiedinge aen Uwer E | |
[pagina 236]
| |
Gijsbert Backer, substituut-baljuw van Kennemerland, en Jaques Niquet, koopman te Amsterdam (vgl. 3, 10, 13, 14) pachten met ingang van Lichtmis 1615 voor 14 jaar van de Grafelijkheid de waranden en wildernissen van Gooiland en het Gooierbos (vgl. 145, 146) en wel Catheet, Rijsbergen, Wolfscamer en Coppenhagen (250 pond), Braembergen, Cruijsbergen, Wolbergen en Wittebergen (75 pond) en het Gooierbos (75 pond 's jaars). Zij zullen de terreinen repeupleren met konijnen maar wegens onkosten en te verwachten geringe baten de eerste drie jaar vrijdom van pacht genieten (Rekenkamer. Negende boek van appointementen r. 173 fol 54 v.). - Door 75 begeleidt Backer twee duinmeiers (jachtopzieners), die, na door Hooft te zijn beëdigd, in Gooiland te werk gesteld worden. Hij komt tevens terug op zijn aanbeveling van zijn broer Ael(s)t als plaatsvervangend houtvester (de houtvester was Hooft); hij zendt een ontwerp-instructie voor hem en stelt zich garant, dat Hooft het hem toekomende deel van de te vangen konijnen zal krijgen. - 10 februari 1615 accepteert de Naarder vroedschap Aelst Backer om met enige schepenen in bepaalde gevallen de vierschaar te spannen (Res. vroedschap. Gem. arch. Naarden). - N.B. Het plakkaat op de jacht, dat nog herhaaldelijk zal voorkomen, staat niet in het Gr. Placaet-boeck en wordt daarom als uitvoerig regest opgenomen (Bijlage 94). |
|