De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 220]
| |
68 Aen Dirck Booth procureur voor den hove van Hollandt.1 Hij suppleere ende seinde herwaerts het manuscriptGa naar eind1 2 raccueil der placcaten etc. wt de memorialen 3 vande griffe ende vordere bequaemelijck de reparatieGa naar eind3 4 van dit hujs door Raetsheer Berckhout. Seinde mij 5 oock copie van t placcaet van overspel, ende verneme 6 bequaemelijck wat bij andere officiers wortGa naar eind6 7 gedaen op de missive der Rekencamer in date 22 8 Jan 1614. om gerekent te hebben van overspel ende 9 placcaten, daer doch veele jaeren anders is geprac-Ga naar eind9 10 tiseert. Vanden Hujse te Mujden 9 Junij 1614.
11 P C Hóóft.
Evenals 66 en 69 wekt 68 de indruk, dat er een recent plakkaat tegen overspel uitgevaardigd was. De brief van de Rekenkamer van 22 (lees 23) januari 1614 (arch. Rekenkamer, inv. 304) waarop Hooft doelt maakt er een aanmerking op, dat er in de rekeningen van de baljuwen en andere ‘officieren’ vrijwel geen boetes wegens overspel verrekend worden. Daar er noch in het Groot Placcaet-boeck, noch in de, ook door Hooft genoemde, memorialen van het Hof van Holland een nieuw plakkaat ter zake te vinden is, komt de rijksarchivaris in de Derde Afdeling (Archieven van Holland) tot de slotsom, dat er wel een plakkaat geweest kan zijn dat de oude bepalingen herhaalde en misschien de boetes verhoogde, maar ‘dat het in zo'n geval overbodig geacht werd zo'n plakkaat, dat geen nieuw recht schiep, in de memorialen te registreren’. Dit is een bevredigende verklaring voor het ontbreken van registratie van het plakkaat, terwijl Hooft's woordkeus er geen twijfel aan laat bestaan dat er wel een verschenen was, vooral r. 27 van 66, die het noemt nadat er al sprake geweest is van een verzameling van alle plakkaten ‘tot desen tijde toe’. |