De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 218]
| |
67 Aen Jr Fred. van Zuilen van Nievelt.1 Joncker Nievelt
2 Mijne redenen aengaende de hofwejde hebbe voor 3 desen breedt genoech geschreven om nu ongeitereert teGa naar eind3 4 laeten. Daer is decisie van, die ick gereedt ben teGa naar eind4 5 volghen. Dat mij dit lant is aengewesen voor een 6 emolument van 't officie bij de Magistraet van Mujden 7 (die mij doch alles aengewesen heeft, sonder dat hier 8 oijt ijemandt vande Ed Mogh. HH vande Rekeninge 9 tot dien einde geweest zij) is waerachtich, ende 't con-Ga naar eind9 10 trarie is contrarie. Dat ick soude geschreven hebben 11 hoe UE vaeder aan Pontiaen Harmansz. ijets heeftGa naar eind11 12 vereert voor t oversetten vande hofweide, UE salGa naar eind12 13 bij mijnen brief anders bevinden. militeert dat voorGa naar eind13 14 mij? indien UE vaeder t lant voor niet overgekre- 15 ghen heeft, te meer behoorde 't mij van gelijcken voorGa naar eind15 16 niet te volghen. Dat UE seit van mijne frivole rede-Ga naar eind16 17 nen in sijn requeste belgh ick mij vrijelijck ende desesGa naar eind17 18 briefs noch veel meer, ende is mij leedt dat ick soodae-Ga naar eind18 19 nighe termen met mijn beleeft schrijven op UE hebGa naar eind19 20 verdient. Doch lasteren is mijn gewoonte niet, ende al-Ga naar eind20 21 derminst bij geschrift. Dit is 't slot. Ick ben overbo- 22 dich d'ordonnantie te voldoen, maer begeerse te heb-Ga naar eind22 23 ben als reden is. Ende op dat immers blijcke deseGa naar eind23 24 geen kriegelheit te zijn, men seinde mij specificatie 25 der kosten van briefloon, requeste, advis, ende apostilleGa naar eind25 26 redelijck getaxeert oft blijckelijck bewesen, ick salseGa naar eind26 27 betaelen. Hiermede zij UEd. Gode den almoghenden 28 bevolen ende gedachtich dat wij hier leven in een vrij landt 29 ende dat van Justitie alwaer men niet gehouden is d'eeneGa naar eind29 30 vanden anderen veel insulten te gedooghen. 31 Vanden Hujse te Mujden den 24en Maj 1614.
32 Bij mij 33 P C Hóóft. | |
[pagina 219]
| |
Hooft acht zich door Jr van Zuylen's antwoord op 65 beledigd. Hij herhaalt en verduidelijkt enige argumenten, weerlegt een bewering, verklaart zich nogmaals bereid de geëiste som en alle bijkomende kosten te betalen, maar blijft staan op overlevering van de stukken. Tenslotte waarschuwt hij Van Zuylen, dat deze niet ongestraft kan voortgaan, hem te beledigen. Vgl. 37, 61, 65. |
|