De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 213]
| |
65 Aen Jr. Frederick van Zujlen van Nievelt.1 Edele eersaeme voirsienighe zeer discrete Heere
2 Wel waer mijn wensche geweest dat U.Ed. mijne 3 redenen van pretensie op de hofwejde frivool ge-Ga naar eind3 4 noech mochte gevonden hebben, om te gedooghen dat 5 sij inden schijn als ick deselve U Ed had aengeschre-Ga naar eind5 6 ven verscheenen waeren voor de HH vande Reke- 7 ninge, alvooren dan haere Ed Mogh. resolutie t'mijnen 8 naedeel af te vorderen. Want in welcker wijse Pons 9 Harmansz, doordien de Drossart inder tijdt vermitsGa naar eind9 10 de troublen t landt t'onbrujck was, aende huire ge-Ga naar eind10 11 raeckt zij, oock dat de proffiten vande hofwejde bij 12 al de voorgaende Castelains, soo lang als mensch ge- 13 dencken mach, in haer leven ende niet nae haer doodt ge- 14 trocken zijn en kan UEd niet ignoreren. Niettemin 15 dewijl ick mij selve tot d'wtspraecke der HH vandeGa naar eind15 16 Rekeninge hebbe gerefereert, 't welck in U Ed requeste 17 nochtans versweghen wort, onaengesien de excessive on- 18 kosten van waeghevrachten die ick der caemere niet 19 in rekening brengen en can ende tot suiveringe van ditGa naar eind19 20 quartier meer dan ick schuldich te doene was gaerneGa naar eind20 21 gemaeckt heb ten aensiene van t genot der gorserijeGa naar eind21 22 t welck ick altoos hield den Castelain ten dien insichteGa naar eind22 23 gegunt te wesen, soo heb ick ordre gegeven aen mijnenGa naar eind23 24 vader tot Amsterdam om te tellen, volghens t ver-Ga naar eind24 25 soeck van UEd: ende sijnen man, mits leverende quitan-Ga naar eind25 26 tie als behoort ende oock de originele apostille der Camere 27 vande Rekeninge dewelcke doch UEd. van genen 28 dienste can wesen, maer wel mijnen erfgenaemen, soo 29 't geviel dat ick mede quaeme t'overlijden inde eerste 30 jaeren nae 't ingaen vanden pacht welcke mij van 31 haere Ed.Mogh. op nieuw is toegeseit: aengesien 'tGa naar eind31 32 exempel van dese apostille enig is ende soo ick verstae,Ga naar eind32 33 oock ter Caemere niet geregistreert, sulx dat de pretensie 34 van resterende jaeren nae mijn doodt hier op alleene 35 soude moeten gefondeert werden behalven dat alle ordon- 36 nantien gewoone zijn ter handt gestelt te werden den 37 geenen die deselve voldoet. 't welck ick UEd hebbeGa naar eind37 38 willen te kennen geven op dat sij dese niet en nemeGa naar eind38 | |
[pagina 214]
| |
39 gelijck ick bidde voor tergiversatie sprujtende wtGa naar eind39 40 quaedwillicheit dewijl ick uwen man terstondt voortsGa naar eind40 41 soude geholpen hebben had hij konnen verstaan mijGa naar eind41 42 d'ordonnantie te laeten, waer toe hij seide niet gelast 43 te wesen maer haer versekere dat ick niet alleen haers 44 gelijcke dien ick alle behoorlijck respect heb leeren 45 draeghen maer oock veele mindere niet gewoon enGa naar eind45 46 ben met frivole redenen te paejen ofte van ijetwesGa naar eind46 47 deuchdelijck gepretendeert te frustreren: wetens niet,Ga naar eind47 48 dat weet God, wien ick Uwe Ed. naer vruntlijcke 49 groetenisse bevolen laet. Haestich vanden Hujse te Mujden 50 den 14en Maj 1614.
51 Uwer Ed. 52 Geheeldienstwillighe 53 P C Hóóft.
Bijna twee maanden na het opstellen van de niet verzonden brief (61) schrijft Hooft Jr van Zuylen over diens aanspraken op de opbrengst van de hofweide sedert de dood van zijn vader. Het blijkt dat de heer van Zuylen wel op de hoogte is van Hooft's bereidheid om de betwiste ontvangsten af te staan, maar dat afrekening nog niet heeft plaats gehad. Van Zuylen schijnt opnieuw een rekest bij de Rekenkamer te hebben ingediend, waarin hij Hooft's bereidheid tot betalen heeft verzwegen en blijkbaar meer geld eist dan de zuivere opbrengst. Om te bewijzen dat het genot van de hofweide geen emolument van het kasteleinschap is, heeft hij aangevoerd dat zijn vader de pacht indertijd heeft overgenomen van een particulier; volgens Hooft is dit, incidenteel, aan de troebelen te wijten geweest. Hij verklaart zich opnieuw bereid, aan Van Zuylen's eisen te voldoen mits hem een kwitantie en de op de zaak betrekking hebbende bescheiden worden ter hand gesteld. Vgl. 37, 61, 67. |
|