De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 154]
| |
35 Aen d'Abdis van Audwijck 't Wtrecht1 Me Vrouwe
2 Op UE schrijvens vanden 20en Junij ouden stijl mij heden terGa naar eind2 3 handt gecomen gelieve UE te verstaen dat de schaede die wederom 4 in UE veenen schijnt te wackeren, geenssins door *dissimilatie*Ga naar voetnoot+Ga naar eind4 5 ende veel min door permissie van mij en geschiedt. Ter contrarie 6 heb ick bicans alle doenlijcke middelen aengewent; den schoutenGa naar eind6 7 gelast op privatie van haer officien alle debvoir te doen om 8 de dieven op 't fejt te betrapen; de gemeenten doen publijckelijc- 9 ken waerschouwen door de wethouders dat wie hem 't graeven in 10 UE veenen onderwond[-] t selve deede op sijn perijckel endeGa naar eind10 11 dat de dorpen haer alle voorstant ontseiden; Ick selve tot twee-Ga naar eind11 12 mael toe geweest op Goeijlandt met diversche schouten ende 13 dienaeren, in meeninge van eenighe t'apprehenderen ten schrickeGa naar eind13 14 van allen. Maer de dorpschouten connense swaerlijck op 't werckGa naar eind14 15 beloopen ende swaerlijcker overtuighen: de waerschouwingen sijnGa naar eind15 16 niet crachtigher bijde reuckeloose lieden als haer conscientie is:Ga naar eind16 17 mijn coomste verwittighen zij terstont d'een den anderen, of als 18 zij volck in 't ooch en suspicie crijghen, treden sij van UE 19 veenen inde haere, eer mense kennen kan, en verduisteren haer 20 achter de turfhoopen of andere hoochten soo datmen in onsekerheit 21 blijft of zij de selve zijn die verlopen waeren. Van elck anderenGa naar eind21 22 te melden; nemmermee[-] Ick soude de reise somtijts connen ite-Ga naar eind22 23 reren, maer 't is niet sonder bedencken dat sij mij d'eenemaelGa naar eind23 24 achter d'ander siende soo licht om eluderen, noch stouter mochten 25 werden. Misschien soud het haer afsoeten verloren aerbejt te doenGa naar eind25 26 indien UE. door haeren lujden den gemaeckt[-] turf dede wech 27 haelen, of soo die vresen weder de haere te verliesen datment denGa naar eind27 28 schouten van de dorpen toeliet, die daer door oock in te meerderGa naar eind28 29 deffiance bij de boeren ende de boeren in meerder vrese gerakenGa naar eind29 30 souden van behaelt te worden. Indien UE dat quaedt vint;Ga naar eind30 31 of helpet niet, soo mocht ick eens versoecken omse bij nachte teGa naar eind31 32 aguetteren. UE gelieve haer advis hier van aen mij te doen rich-Ga naar eind32 33 ten op den Huise te Muiden, alwaer ick in de naestcomende weecke 34 hoope te wesen, zijnde eerst genootsaeckt op morghen nae den 35 Haeghe te reisen. Ondertusschen schrijve ick van desen daeghe 36 ten derdemaele aende dorpen op 't alderserieuste, om haere bujr- 37 lujden van dese ongerechticheit te doen deterreren. WeetmenGa naar eind37 38 eenich dienstelijcker middel te imagineren als de voorseide, | |
[pagina 155]
| |
39 mij sal lief zijn in alle occasien daer 't eer ende eedt toelaeten, 40 gecommandeert te zijn van UE, aendewelcke 41 Me Vrouwe 42 ick met behoorlijcke reverentie de handen cussende mij in gratie 43 bevele, en haer den Alderhoochsten. Wt Amsterdam desen 44 2en Julio stilo novo. nbsp; 45 Uwer E 46 Ganschdienstwillighe 47 P C Hóóft.
In het Sticht van Utrecht was de secularisatie van de geestelijke goederen anders in zijn werk gegaan dan in de overige Nederlandse gewesten (Orde op de geestelijke goederen van Leicester van 28 oktober 1586). Een achttal vrouwenkloosters bleef als jufferenconventen bestaan; de jufferen mochten trouwen, maar de katholieke eredienst was verboden. De Staten hielden toezicht; de goederen werden door een rentmeester beheerd. De abdis aan wie Hooft schreef was Jonkvr. Johanna van Galen; de rentmeester Jr Johan van Winssen was in functie van 1601 tot 1624. De abdis van Oudwijk heeft zich weer beklaagd over turfdiefstal op haar grond. Hooft herinnert aan zijn vroegere maatregelen daartegen (23, 28, 30), geeft een beeld van de moeilijkheden waarmee het betrappen op heterdaad gepaard gaat, geeft een nieuwe maatregel in overweging en vraagt, kennelijk ten einde raad, advies. |
|