De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 147]
| |
30 Eersaeme vroome zeer voirsienighe Welgunstighe goede vrienden, den bujrmeesteren schouten ende regeerders vande dorpen van Goeijlant1 Eersaeme vroome zeer voirsienighe wel gunstighe goede vrienden.
2 Met goeder opmerckinge heb ick overlesen de certificatien endeGa naar eind2 3 schriftuiren mij van UL overgesonden nopende de questie van de 4 veenen tusschen UL Buirlujden ende eenighe ingesetene van 't 5 Sticht van Wtrecht, waer wt ick wel verstae dat bij de selve ULGa naar eind5 6 Buirlujden den Stichtschen voornoemt dickwils verhinderinge isGa naar eind6 7 gedaen; doch geenssins met welck recht. Maer ter contrarie, ben ickGa naar eind7 8 suffisantelijck geinformeert van 't ongelijck dat UL buirlujden 9 hebben in desen, niet alleen door bekentenisse van burgermeesterenGa naar eind9 10 der stede Naerden dewelcke in voorleden tijden met ULGa naar eind10 11 voorouders gesaementlijck om dese sake geprocedeert endeGa naar eind11 12 gesuccombeert hebbende haer zedert beter als de uwe aen deGa naar eind12 13 gerechticheit hebben laeten genoeghen; maer voornemelijck door 14 dien mij geexhibeert is acte van Provisie vanden Hove inhoudendeGa naar eind14 15 verbodt aen UL voorseide Buirlujden van eenighen turf te steken, 16 heiden of plaggen aende oostzijde vande greppel bij dewelcke de 17 Oost en Ridderveenen afgescheiden sijn vanden lande van 18 Goeijlandt, ende specialijck vande veenen des convents van 19 Audwijck, op peine van vijftich Carolus guldens voor d'eerste reise, 20 van geesselinge ende bannissement voor de tweede rejse, ende van 21 de galghe voor de darde rejse dat ijemant daer op sal werden 22 bevonden. Welverstaende dat de Stichtsche niet en moghen gravenGa naar eind22 23 aende Westzijde op gelijcke peinen. Alle 't welcke bij tijde vanden 24 Heere Prince van Oragnien hoochloflijcker memorie door last van 25 zijne Princelijcke excellentie als stadthouder Generael ende vanden 26 president ende Raeden over Hollandt Zeelandt ende Vrieslandt inGa naar eind26 27 alle de dorpen van Goeijlandt sollemnelijcken is gepubliceert. 28 Waer bij, mitsgaeders bij d'instructie vanden Hove ick mij sulxGa naar eind28 29 bevinde opgelejt te wesen ende nae rechte te behooren dat ick in 't 30 voorseide ongelijck van turfgraven op oneigene grondt egeene 31 oochlujckinge doen en kan sonder op mij te laeden d'ongenaede 32 vande Hooghe Overicheit met quetsing van mijn eigen Eere ende 33 Vromicheit. Diene derhalven desen om UL ende door UL deGa naar eind33 34 gemeene buirlujden voor 't laeste te waerschouwen dat zij haer in 35 aller maniere vande voorseide dieverien zullen hebben te wachten 36 op peine als boven, ende om de schouten vande dorpen te lasten 37 ende t'ordonneren dat elck van haer sijn werck make van goedtGa naar eind37 | |
[pagina 148]
| |
38 regard te nemen wat hierinne sal misbrujckt worden, ende mij 39 getrouw rapport daer af te doen gelijck ick henlieden 40 wtdruckelijcken laste bij desen op privatie van haerlujder officien,Ga naar eind40 41 zonder aen te sien wat bij anderen hunne voorsaten hierinneGa naar eind41 42 *gedissimileert*Ga naar voetnoot+ soude moghen wesen alsoo niemant met eensGa naar eind42 43 anders misdaet de sijne can ontschuldighen. Waer ick UL inderGa naar eind43 44 gerechticheit voorstaen of vorderen can, ben daer toe berejt, datGa naar eind44 45 kenne God almachtich, die UL 46 Eersaeme vroome zeer voorsienighe welgunstighe goede vrienden 47 verleene gelucksalich te regeren ende een goedt genoeghen.Ga naar eind47 48 Geschreven op den Huise te Mujden, den ixen Maij a 1612. nbsp; 49 UL 50 Ganschgunstighe goede vriendt 51 P C Hooft.
Ten vervolge op zijn aanschrijving van maart (23) en de daarna gevoerde besprekingen, deelt Hooft de regeerders van de dorpen mee, dat hun bewering omtrent hun recht om in de bewuste venen turf te steken alle grond mist. Hij heeft blijkbaar in antwoord op zijn vraag aan de administrateur van Audwijck (28) afschrift gekregen van een verbodsbevel van het Hof van Holland, hierin komt bovengenoemde grens ter sprake, zie ook 131. Hij vernieuwt de in zijn brief van maart gegeven bevelen en waarschuwingen. |
|