De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 144]
| |
28 Edele vroome wijse zeer voorsienighe Heere, Joncker Winssen administrateur vande goederen des convents van Audwijck tot Wtrecht.1 Edele vroome Wijse zeer Voorsienighe Heere,
2 Weinich daeghen naer dat mij bij U E te kennen gegeven was 3 den overlast die den convente van Audwijck in haere veenen in 4 Goeijlandt door eenighe particuliere huislieden wort gedaen, 5 had ick aende regeerders van alle de Dorpen ernstichlijck 6 geschreven zij souden haere respective buirlieden wt mijnenGa naar eind6-11 7 naeme waerschouwen ende belasten hun voortaen niet te ver- 8 vorderen eenighen turf inde voorseide veenen te sticken op 9 peine van geapprehendeert ende criminelijck gestraft te werden; 10 ende den schouten geordonneert scharp regard op deselve te 11 nemen om mij van alles goedt rapport te doen. 'Twelck van cleene 12 vrucht bevonden wesende ben den vijen deses maents getrocken 13 op Goeijlant met diversche assistenten in meninge van eenighe 14 doen ter tijdt besich inden turf te doen in versekering nemen 15 om vorder te procederen als naer behooren. Maer hebbe tot LaerenGa naar eind15 16 gevonden de Buirmeesteren vande Dorpen dewelcke alhoewel on- 17 wetende van 't motijf mijner coomste mij gesaementlijck hebben 18 geremonstreert dat het geene ick verstonde alleenlijck eenigherGa naar eind18 19 particulieren injurie te wesen, geschiede bij toestemminge endeGa naar eind19 20 consent vande dorpen die pretenderen de voorseide veenen aen deGa naar eind20 21 gemeente van haere gebuire te behooren; tot bewijs van twelcke 22 zij lujden mij op den 20en laestleden overgesonden hebben sekere 23 certificatien inhoudende getuichenissen van verscheiden oudeGa naar eind23 24 personen deposerende dat zedert de naeste 50 of 60 jaeren zijliedenGa naar eind24 25 altijdts sijn geweest in possessie vande voorseide veenen teGa naar eind25 26 graeven, hoewel hun daerinne bij d'ingesetene van 't Sticht 27 somtijts steurnisse gedaen is geweest gelijck bij haerlujden oock 28 den ingesetenen van 't Sticht reciprokelijck. Doch alsoo deGa naar eind28 29 gerechticheit plaetse behoort te hebben ende ick wt burgermees- 30 teren van Naerden genoechsaem verstae dat zij de pretensie vandeGa naar eind30 31 Dorpen qualijck achten gefondeert, ende datter verscheiden sen-Ga naar eind31 32 tentien bij den Hove gewesen sijn, oock somtijts interdictGa naar eind32 33 gedaen aen de voorseide dorplieden, zoo sal ick mij altijts gaerneGa naar eind33 34 emploijeren tot cohibitie vande voorseide injurie, mits datGa naar eind34 35 Uwer E gelieve mij copie te seinden vande voorneemste sententie, 36 interdict, of ander instrument waer bij de gerechticheit vandenGa naar eind36 | |
[pagina 145]
| |
37 convente sulx gedoceert can werden, dat ick in cas van strafferGa naar eind37 38 procederen mij suffisantelijck mach houden gegarneert om 't selveGa naar eind38 39 te verantwoorden. 'Twelck geschiedt zijnde, maeck ick mij starck 40 van soo goede ordre te stellen dat UE, wien ick hiermede, 41 Edele vroome wijse zeer voorsienighe Heere in Godes hoede bevele, 42 redene hebben sal om mij te houden voor zijn nbsp; 43 Vanden Hujse te Mujden. 44 24 Aprile. 1612. 45 Geheeldienstwillighe 46 P C Hóóft.
Hooft beantwoordt de brief van de administrateur van het klooster Oudwijk te Utrecht die tot zijn waarschuwing (23) aan de regeerders van de dorpen in Gooiland aanleiding had gegeven. Hij doet mededeling van de gegeven bevelen en waarschuwingen. Zijn eerste poging om de schuldigen zelf te betrappen is toevallig uitgelopen op een ontmoeting met de vergaderde buurmeesters, die hem eerst mondeling en daarna schriftelijk hebben getracht te bewijzen dat het turfsteken op de bewuste plaatsen sedert mensenheugenis door de Gooiers als recht beschouwd en algemeen gedaan is. De burgemeesters van Naarden daarentegen hebben verklaard dat de dorpelingen ongelijk hebben en dat het Hof van Holland zich daaromtrent herhaaldelijk heeft uitgesproken. Hooft verzoekt de administrateur, hem afschrift te zenden van het voornaamste vonnis, verbod e.d. van het Hof, om daarmede zo nodig het ongelijk van de dorpen te bewijzen. |
|