De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 130]
| |
21 Ten huijse vanden erntfesten Heere mijn Heere den Burgmeester Hooft omme voorts te bestellen aenden Drossaert van Muijden Tot Amstelredam.
| |
[pagina 131]
| |
30 mais les adverses parties s'aident de touts les traicts 31 de subterfuges dont ils se peuvent adviser pour retarder 32 la totale decision du proces. Je n'ay chose en plus grande 33 recommandation que la poursuite de ceste affaire. AGa naar eind33 34 tant ie salueray vos bonnes graces par mes humbles 35 & affectionnees recommandations priant Dieu 36 Monsieur qu'il vous maintienne en sa saincte et 37 digne protection. De Leiden ce 7 jour de Juin 1611. nbsp; 38 Vostre humble serviteur 39 D Baudius.
vertaling
Mijn Heer,
Ik was uit de stad toen uw brief geschreven werd, anders had ik mijn antwoord niet zo lang uitgesteld. Wat de heer Badouere betreft, ik geef volkomen toe dat ik zeer grote en aanzienlijke weldaden van hem ontvangen heb, waarvoor ik hem zeer verplicht blijf, maar voor 't ogenblik is het mij volstrekt onmogelijk hem enige voldoening te geven, behalve t.a.v. zekere gelden die mij vanwege een zekere Henry Stapel op het stadhuis te Parijs zijn geassigneerd, zoals ik de heer Badouere herhaaldelijk geschreven heb. En geen enkele vervolging vanwege justitie of dwangmaatregelen zullen een ander gevolg hebben dan mijn fortuin te ruïneren, zonder enig voordeel voor het zijne. Want ieder jaar moet ik van mijn verdiensten zoveel als ik kan bestemmen voor de kosten en uitgaven waarin ik vervallen ben door de lange en slopende ziekte van mijn overleden vrouw, dit gevoegd bij het slechte beheer van lieden die ik teveel vertrouwd heb. Het proces van genoemde Stapel zal over enkele maanden zijn beslag krijgen voor de Hoge Raad in Den Haag, en daarvan hangt het maar af, of wij aan geld kunnen komen, omdat op verzoek van Stapel sedert meer dan 4 jaar 16500 gulden jaarlijkse rente bij de ontvanger van de zoutimpost in beslag genomen is; de zaak van Stapel is dermate gefundeerd op rechtvaardigheid en billijkheid, dat het onmogelijk is dat zijn aanspraken tenslotte niet erkend worden. Maar de tegenpartij bedient zich van alle mogelijke uitvluchten die ze kan bedenken om de afdoening van het proces te vertragen. Niets vind ik belangrijker dan de voortgang van deze zaak. Inmiddels beveel ik mij nederig en met genegenheid aan in uw goede gunst, God biddende, Mijn Heer, dat hij u in zijn heilige en verheven bescherming houde. Leiden 7 juni 1611, lees 1610. | |
[pagina 132]
| |
Dominicus Baudius, 1561-1613, studeerde theologie o.a. te Genève onder Beza, maar promoveerde in de rechten te Leiden. Werd advocaat te Parijs, in 1603 buitengewoon hoogleraar in de welsprekendheid te Leiden, in 1608 ook in de rechten. Neolatijns dichter van betekenis, maar nog meer bekend door zijn in meesterlijk Latijns proza geschreven brieven aan vele belangrijke tijdgenoten, vooral geleerden (10de druk 1662). Hij had door zijn losse levenswijze veel geld nodig en leende en bedelde levenslang. Hooft wist door zijn studie in Leiden dat Badovere hem voor een verloren zaak inzette. Vgl. zijn rijmbrief LSt. I 56 vs. 62. Het huwelijk dat Baudius in september 1612 te Leiden sloot was niet het gehoopte rijke, althans 22 augustus 1613 bleef de weduwe in zorgen achter. |
|