S. Brinkkemper en I. Soepnel, Apollo en Christus. Klassieke en christelijke denkbeelden in de Nederlandse renaissance-literatuur. Zutphen 1989. |
|
L. van Gemert, Tussen de bedrijven door? De functie van de rei in Nederlandstalig toneel 1556-1625. Deventer 1990. |
|
L.P. Grijp, Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw. Het mechanisme van de contrafactuur. Amsterdam 1991. |
|
L.P. Grijp en H. Meeus, ‘Muziek op het toneel van de Gouden Eeuw. Eerste vruchten van een Vlaams-Nederlands samenwerkingsproject’. In: Kort Tijt-verdrijf. Opstellen over Nederlands toneel (vanaf ca 1550) aangeboden aan Mieke B. Smits-Veldt. Red. W. Abrahamse e.a. Amsterdam 1996, p. 119-131. |
|
E.K. Grootes, ‘8 juli 1600: P.C. Hooft schrijft uit Florence een rijmbrief aan de Amsterdamse rederijkers - P.C. Hooft in zuidelijk licht’. In: Nederlandse literatuur, een geschiedenis. Hoofdred. M.A. Schenkeveld-van der Dussen. Groningen 1993, p. 182-187. |
|
M.B. Smits-Veldt en H. Luijten, ‘Nederlandse poëzie in de 17de eeuw: verliefde en wijze herders’. In: Het gedroomde land. Pastorale schilderkunst in de Gouden Eeuw. Red. P. van den Brink e.a. Zwolle 1993, p. 58-75. |
|
H.L. Spiegel, Hert-spiegel. Ed. F. Veenstra. Hilversum 1992. |
|
M. Spies, ‘1 juli 1584: De Amsterdamse kamer De eglentier draagt de Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst op aan het Amsterdamse stadsbestuur - Nieuwe opvattingen over literatuur’. In: Nederlandse literatuur, een geschiedenis. Hoofdred. M.A. Schenkeveld-van der Dussen. Groningen 1993, p. 177-182. |
|
P.E.L. Verkuyl, Battista Guarini's ‘Il Pastor Fido’ in de Nederlandse dramatische literatuur. Assen 1971. |