Baeto
(1980)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[P.C. Hóófts Baeto oft Oorsprong der Hollanderen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Inhovdt1Penta, dóchter van Vinlandt, twede gemaalin van Cat-2meer, koning der Catten, nu Hessen genaamt, nae 't mis-3lucken van verscheide verraderijen, aangheleidt om denGa naar voetnoot3 4 vórst Baeto, voorzoon haars mans, ende Rycheldin, zyne 5 gemaalinne, haar' stiefsnaar, in 's konings haat ende vóórtsGa naar voetnoot5 6 uyt den weghe te helpen, zich vindende met swaar ver-Ga naar voetnoot67moeden belast, ende van yeder mistróuwt, ende overzulxGa naar voetnoot7 8 met valsch gelaat voorgheslaghen hebbende van vriend-Ga naar voetnoot89schap te maken, ende eenen dagh bestemt om die voorGa naar voetnoot9 10 't autaar des viers te besweeren, gaat des nachts te voren,Ga naar voetnoot10 11 alzó zy eene tóveresse was, met helsche geesten te rade,Ga naar voetnoot11 12 om tót haar opset te geraken, ende leert een vier toestellen,Ga naar voetnoot12 13 dat, zekeren tydt uuren in de klederen verborghen blyven-Ga naar voetnoot1314de, daar nae ontsteken zoude, ende dóódtlyck bevangenGa naar voetnoot14 15 alle die 't genaackten. 16De tydt van 't besweeren der vernieuwde vrundschap 17 gekomen zynde, zó spreecktze den vórsten Baeto ende 18 Rycheldin, op dat, hunne dóódt een' straffe Góds schynen-19de, zy te gelyck om eer ende leven quamen, dusdanighGa naar voetnoot19 20 eenen eed voor; | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Opreghte vrundschap svveer ick u van dezer uur,
Oft, meen ick 't anders, sla my 't helsch en 't hemelschGa naar voetnoot22
vuur
24Met welcke wóórden haar de vórsten niet konden laten teGa naar voetnoot24 25 vólghen. 26Daar op, gezonden hebbende het helsche konstvier, be-27sworen in eenen sluijer aan góuden tóppet, tot Rycheldin,Ga naar voetnoot27 28 ende, in eenen hoedt met vederbos, tót Baeto, nevens 29 verzoeck dat zy daar mede, haar ter eere, op den avondtfeest 30 te zeven uuren wilden erschynen, geviel het juist dat Baeto, 31 verhit op de jaght, zó laat uyt het veldt quam, dat het 32 vuurwerck aan de perruick van Rycheldin ontstack, eerGa naar voetnoot32 33 hy den hoedt had opghezet, ende de zelve, daarze op eenGa naar voetnoot33 34 tafel stondt, mede aan brandt vlieghende, hem ergh deedGa naar voetnoot34 35 dencken, doen nu Rycheldin dóódt lagh. Waar van deGa naar voetnoot35 36 tóveres verwittight doet den koning boodtschappen, dat 37 Rycheldin, als meineedigh, van hemelsch vier verdelghtGa naar voetnoot37 38 was, ende Baeto zich even halssterck in wapenen gaf. ZulxGa naar voetnoot38 39 Catmeer, door haar aanhissen, beveelt den vórst in ver-40zekering te stellen.Ga naar voetnoot40 41Baeto, zich besprongen vindende, ende ongheraden inGa naar voetnoot41 42 hechtenis te gaan, biedt weer, ende jaaght 's konings vólckGa naar voetnoot42 43 tót in 't hóf. Vóórts, verstaande de zake in punt te wezenGa naar voetnoot43 44 dat een van beide nóótlyck ruimen moest, zó verkiest hyGa naar voetnoot44 45 ballingschap voor 't ryck, ende wyckt daatlyck met eenGa naar voetnoot45 46 goedt deel des adels ende der burgherije tót op de landt-47scheiding. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
48Aldaar, terwyl hy wat bestaat te rusten, verschynt hemGa naar voetnoot48 49 Rycheldin in zynen slaap, aanwyzende hem, voor zyn erf-50deel ende have, eenen onbewoonden hoeck landts, die nu 51 Hóllandt heet. Dies neemt hy derwaarts zynen wegh, ende,Ga naar voetnoot51 52 de grenzen der Catten gepasseert wezende, wordt tótGa naar voetnoot52 53 koning gehult van de zyne, ende noemtze Baetauwers, naeGa naar voetnoot53 54 zynen naam.
57Het tóónneel is 't hóf der Catten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Personaadjen.
|
|