Kijkjes in 't rond
(1881)–C. Honigh– Auteursrechtvrij
[pagina 21]
| |
[pagina 22]
| |
De meisjes loopen heel bedaard,
Vooraan gaan Koosje en Kee.
Kijk, daar is kleine Lida ook,
In 't midden van die twee.
Ze was van daag voor 't eerst op school,
Zoo blij komt ze er van daan,
Dat ze aan haar moeder vragen zal,
Of ze elken dag mag gaan.
De jongens zijn al ver vooruit,
En loopen wie om 't hardst.
Jan deed graag meê, maar denkt: ‘mijn lei -
‘Valt die, dan krijgt ze een barst.’
‘Toe, zusje,’ zegt hij, ‘draag mijn lei,
Je hebt toch ook een tasch,
En krijgertje, zegt Moeder, komt
Voor meisjes niet te pas.’
‘Zeg, zusje, wil je 't voor me doen?’
En Klaartje zeide: ‘Ja!’
‘Zoo gij straks voor me slingren wilt,
Als 'k touwtje springen ga.
‘Dat's goed,’ zei Jan, daar liep hij heen,
Zoo hard als hij maar kon.
Nieuwsgierig ben 'k, wie van die vier
Dat spelletje wel won.
|
|