Kijkjes in 't rond(1881)–C. Honigh– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Pietje Weetal. ‘o, Jongens, weet jelui er van? -’ Neen, Piet. Zeg op, wat is het dan? ‘Straks was er brand bij ons in huis.’ Waardoor kwam 't aan? - ‘Ja, 't zit niet pluis: Met opzet heeft de meid 't gedaan.’ o Foei, dat zal haar slecht vergaan. En was 't verbrande heel veel waard? ‘o, 't Was maar brandhout op den haard.’ Och kom, als jij niets beters weet, Neem in 't vervolg dan and'ren beet. ‘Nu ja, dit was een grapje maar, Doch wat ik nu vertel, is waar. Ik hoorde, als Vader 't krantje las, Dat gistren Spanje in opstand was.’ - Verschriklijk! Waarom is 't gedaan? ‘Daar 's morgens elk toch op moest staan.’ Loop heen. - ‘Neen, nu geen gekkernij, ‘Maar weet je al van de kloppartij?’ Ja, slaag kreeg jij van Vaders stok. ‘Neen, 't was, toen 't acht sloeg op de klok.’ Dat is voor 't laatst. ‘Eén nieuwtje nog.’ Vertel 't maar niet, je fopt ons toch. ‘'t Is heusch.’ Wat heb je dan gehoord? ‘Van morgen is er één vermoord.’ En wie? - ‘Een, die met borstels liep.’ Waarom? - ‘Ja, of hij aaklig riep, ‘Een vent, die hem den doodsteek gaf, Nam hem toen al zijn borstels af En smeet - de bloed was toen al stijf - Eerst kokend water hem op 't lijf.’ [pagina 20] [p. 20] Foei, kippenvel krijg ik er van, ‘Ja, erger nog deed toen die man, Hij hing den dooden aan een leer, Het hoofd hing naar beneden neer.’ Houd op. - ‘En, wat er nu geschiedt, ‘Vertellen kan ik 't bijna niet. Aan stukken wordt het lijf gehakt, En in de pekelton gepakt.’ Verschriklijk, eten zij er van? ‘Lust jij dan niet van 't varken, Jan?’ Vorige Volgende