| |
| |
| |
VIII.
Het booze plan.
- Dus, zei Emile, vanavond zal het beslist worden en u is geheel zeker dat er niet een kink nog in de kabel kan komen?
- Geheel zeker, ik sta voor hetgeen ik op mij genomen heb. Als gij zorgt, dat hetgeen u is opgedragen geheel geschiedt, zooals is afgesproken, dan behoeven we nergens meer bezorgd voor te zijn.
- Ik heb niet voor veel behoeven te zorgen!
- Neen, en dat maakt u wantrouwig omtrent den uitslag, maar ik weet des te beter, dat er geen sprake van zijn kan, dat hij ons nu nog weer zal ontkomen.
- Hij zal dus vanavond gearresteerd worden?
- Misschien. Als men ons verzoekt hem te laten loopen zullen we dat doen. Maar hij zal voorgoed gecompromitteerd zijn en wel
| |
| |
zoo, dat hij nooit weer zijn naam zal kunnen terug winnen.
- Maar ik begrijp het alles nog niet. Ik..
- Gij zult ook moeten wachten tot vanavond, dan zal u alles duidelijk worden. Het is juist mijn kracht, dat ik niemand geheel in vertrouwen genomen heb. Er zijn er verschillenden, die mij in mijn plannen geholpen hebben, maar niemand is er geheel mee op de hoogte.
- Maar ge zult uw woord houden nietwaar?
- Wat bedoelt ge?
- Ik bedoel, dat ge mij in staat zult stellen mijn woord te houden. Juffrouw de Vignard heeft met de meeste beslistheid geweigerd hierheen te komen dezen avond, tenzij haar als belooning worden gegeven de papieren, die gij in uw bezit hebt en die haar en haar broeder ongelukkig zouden maken. Ik heb haar mijn woord van eer gegeven, dat zij die papieren werkelijk van mij zou krijgen. Ik heb 't uitdrukkelijk gevraagd of ik dat doen mocht en u hebt daarop zonder eenige beperking ja gezegd. Zij heeft gezegd dat ze mij op mijn eerewoord zou gelooven en dat ik er voor zou moeten instaan, dat zij werkelijk die papieren kreeg.
| |
| |
- Gij hebt er voor ingestaan. Het is wel vleiend voor u, dat zij uw woord gelooft boven het mijne. Ik heb het mijne dan ook niet gegeven.
- Maar ik het mijne wel!
- Stel u gerust gij hebt uw woord gegeven en ik zal u in de gelegenheid stellen uw belofte te houden. Hoe het ook afloopt, juffrouw Vignard, dat is overeengekomen, krijgt de bewijzen van haar vroegere spionnage, als zij vanavond met haar broer de soirée bij den Russischen gezant bezoekt. Op het juiste oogenblik zal ik ze u overhandigen en dan kunt gij haar er gelukkig meemaken. Zoo spreken wij dus nu af. En dat is alles wat gij dezen avond te doen hebt, te zorgen dat zij komt en haar die papieren te geven.
- Maar er zal meer te doen zijn, denk ik.
- Neen er zal voor u niet meer te doen zijn. Gij behoeft u nergens mee te bemoeien. Waarde Emile, dat staat je niet bijster aan, geloof ik!
- Het bewijst in ieder geval wel, antwoordde de ander, dat gij al heel zeker van uw zaak zijt, dat ge geen oogenblik met de kans rekening houdt dat uw plan zou kunnen mislukken, anders zoudt gij het risico niet zoo beslist alleen willen dragen.
| |
| |
- Maar gij zijt er zoo zeker niet van?
- Neen, u onderschat den man waarom het gaat.
- Toch niet, maar hij ook kan geen wonderen doen. En ik verzeker u, het net is zóó over zijn hoofd gespannen dat hij niet kan ontkomen.
Maar Emile zette een gezicht alsof hij daar nog niet zoo zeker van was.
- We zullen zien, zeide hij en ging heen.
Toen hij weg was gegaan keek de ander hem eenige oogenblikken na.
- Neen vriend, mompelde hij toen, het zou niet goed zijn, dat ge alles wist. Jij hebt je woord gegeven, maar ik niet, welnu jij zult je woord houden, maar ge weet niet, dat dit juist een schakel is in den keten. Eenigen tijd bleef hij nog in gedachten verzonken. In zijn geest ging hij alles nog eens na, maar dan glimlachte hij tevreden. Het sloot alles als een bus, neen er was geen maas in het net, waardoor de man die hij ten val wilde brengen nog zou kunnen ontsnappen.
Hij keek op zijn horloge. Ja het werd tijd om het spel te beginnen.
Hij belde en beval den binnentredenden bedien, de zijn auto te laten voorkomen. Hij beval
| |
| |
den chauffeur hem naar het Fransche gezantschap te rijden.
Blijkbaar was men daar op zijn komst voorbereid en had hij tevoren belet laten vragen. De gezant ontving hem dadelijk. Misschien wist hij met welk soort werk de man, die hem nu bezocht zich bezig hield en was hem dit werk niet erg sympathiek. Maar in ieder geval liet hij dan niets daarvan blijken. Hij was beleefd en geheel een man van de wereld.
- Mijnheer Glenmore, zeide hij, u hebt mij om een onderhoud verzocht en ik heb van andere zijde een aanbeveling ontvangen om u dat onderhoud niet te weigeren, ook niet al had gij geweigerd te voren schriftelijk mee te deelen waarover het onderhoud gaan zou. Wilt u zoo goed zijn mij nu te vertellen wat ik van de quaestie weten moet?
- Zeker, mijnheer de gezant. Ik moet u te voren meedeelen, dat ik behoor tot een contraspionnagebureau. Ik zeg u dat ronduit, omdat ik in dit geval geheel eerlijk tegenover u staan wil. Ik begrijp wel, dat u uit den aard der zaak, tegenover mijn mededeelingen zeer sceptisch zult staan, maar u zult gelegenheid hebben u te overtuigen dat mijn mededeelingen geheel op waarheid berusten.
- Doe mij dan die mededeelingen.
| |
| |
- Goed. Het is eenige jaren geleden dat onze spionnagedienst uit Frankrijk, mededeelingen kreeg, die daar geheim waren, maar waarvoor men hier geld overhad. Als u er officieel inlichtingen over zoudt inwinnen zou het natuurlijk ontkend worden, maar het is zoo.
- Ik neem aan, dat het zoo is, zei de gezant met een fijn glimlachje, ik begrijp echter niet, waarom u mij dat komt meedeelen en het nut daarvan.
- U zult dat begrijpen, als ik u verder verteld heb, wat er gebeurde. In ons bezit waren zekere papieren, die zouden kunnen dienen om te bewijzen wie van uw landgenooten zich aan dat verraad schuldig maakten.
Het gelaat van den gezant toonde een misprijzenden glimlach.
- Ik begrijp dat, zeide hij weer, gij wilt van zulke stukken gebruik maken om wie u eenmaal gediend hebben te dwingen daarmee voort te gaan.
Glenmore knikte en antwoordde kalm:
- Ja daar worden die dingen voor gebruikt. U vindt het een misselijk bedrijf, maar iedere regeering maakt van zulke spionnagediensten gebruik. Laten wij daar echter niet over spreken. In ieder geval zouden wij er geen gebruik
| |
| |
van hebben kunnen maken omdat die bewijsstukken bij ons ontvreemd werden.
- Aha, men was u te slim afgeweest. Ik hoop mijnheer Glenmore, dat u niet hierheen gekomen zijt, om u deswege te wreken en nu toch te vertellen wie u indertijd op ongeoorloofde wijze geholpen hebben. Ik zou aan die mededeelingen trouwens absoluut geen waarde hechten en u zegt zelf de bewijsstukken verloren te hebben.
- Voor zooiets kom ik niet, antwoordde Glenmore, ik zou er niet aan denken. Maar ik ben ook nog niet aan mijn eigenlijke mededeeling. De personen die indertijd ons aan enkele geheime stukken hebben geholpen zetten hun spionnagepogingen voort, maar niet meer voor ons, wij hebben alle connecties met hen afgesneden, maar ten voordeele van een andere mogendheid.
- Is het waarlijk? En waaraan dank ik, dat u meent mij te moeten waarschuwen? U werkt, zegt u in den contra-spionnagedienst, maar ik kan mij niet voorstellen dat uw regeering of wie ook u betaalt, opdat gij zoudt waken, dat bij ons geen geheimen verklapt zouden worden.
Glenmore voelde zeer wel den spot, die er
| |
| |
achter deze woorden stak, maar hij trok het zich absoluut niet aan.
- Mijn verhaal, zei hij is nog altijd niet ten einde. U zult mij zoo dadelijk wel begrijpen. En u zult ook het belang van de zaak beseffen. Mijn inlichtingen zijn deze: - Uit de maritieme bureaux in uw land zijn eenige hoogstbelangrijke papieren verdwenen.
De gezant stond op.
Deze mededeeling maakte blijkbaar grooten indruk op hem en dat was waarlijk geen wonder, want pas dien morgen had hij over de verdwijning van belangrijke papieren eenige telegrammen in code ontvangen.
- Hoe weet gij, riep hij, of er zooiets gebeurd is. Zijn het uw trawanten, die.. En biedt ge misschien mij die papieren nu te koop aan.
Glenmore schudde het hoofd. - Ik bied ze u niet te koop aan, zeide hij, maar ik wil u wel de kans geven die papieren, nog geheel in een verzegeld pakket, zoodat ze nog door niemand ingezien zijn terug te bekomen.
De gezant keek onzeker.
- Mijnheer Glenmore ik moet eerst weten, waarom u mij zooiets edelmoedigs aanbiedt. Maak me asjeblief niet wijs, dat ge het doet uit nobele gevoelens of omdat gij zulk een sympa- | |
| |
thie hebt voor mijn land. Dat is natuurlijk niet waar. Ik wil met u over die papieren in onderhandeling treden, maar ik moet te voren weten, waarom gij mij die inlichtingen wilt geven en hulp wilt bieden. Is het om geld of is het om een andere reden? Maar de reden moet ik weten.
- U zult die weten. Laat ik echter eerst mijn verhaal vervolgen.
De papieren, waarom het gaat zijn uit de bureaux verdwenen door het werk van een Engelschen spion.
- Ah zoo. Het klinkt niet bijster geloofwaardig.
- Neen, het klinkt niet geloofwaardig in uw ooren en ik kan wel raden waarom niet. Die papieren hebben, naar ik vermoed, betrekking op een overeenkomst tusschen uw gouvernement en het Engelsche. Ze zouden denkt u, dus zeker niet voor rekening van de Engelsche regeering, die den inhoud kent, gestolen worden.
De gezant voelde zich een oogenblik minder zeker. Inderdaad hij wist dat de man daartegenover hem de plank niet mis sloeg.
- Ga verder, zei hij, u zei, de papieren werden gestolen door een Engelschman.
- Juist, die Engelschman werkt echter voor Russische rekening en ik denk tennaaste- | |
| |
bij, dat noch uw, noch ook de Engelsche regeering er prijs op zou stellen, dat die stukken in hun handen kwamen. Toch zal dat dezen avond gebeuren. Tenminste als het niet verhinderd wordt.
- En u meent, het is nog te verhinderen?
- Ja, de stukken waarover het gaat, zijn vanavond hier.
- Zijn ze hier, zegt u?
- Zeker, ze zijn hierheen gebracht door een Fransch officier.
- Mijnheer, antwoordde de gezant, ik hoop, dat u niet méér beweert, dan u bewijzen kunt.
- Ik heb u al gezegd, dat u ook bewijzen hebben zult. Laat ik u eerst vertellen wat ik weet, hoe ongelooflijk het u ook zal voorkomen. Er bestaat in deze zaak samenwerking tusschen den Engelschman en den bedoelden officier. De Engelschman heeft gezorgd, dat de stukken in zijn bezit kwamen, de officier heeft ze vandaag hierheen gebracht. En hedenavond zal hij ze afleveren aan een vertegenwoordiger van de Russische regeering, aan niemand minder dan den Russischen zaakgelastigde. Als loon voor zijn werk krijgt hij terug de papieren, die zijn medeplichtigheid aantoonen voor den vroegeren diefstal van stukken de Fransche artillerie betreffende.
| |
| |
- Maar dat is een ongelooflijk verhaal, dat u daar doet. Een Fransch officier krijgt zoomaar geen verlof om over de grens te gaan en stilletjes hierheen te komen, dat zal hij zeker zoo gemakkelijk niet wagen.
- Ik begrijp heel goed mijnheer de gezant, dat mijn verhaal u niet erg geloofwaardig voorkomt. Maar het geval is daarom zooveel te meer van belang om de personen die er bij betrokken zijn. Als het een paar gewone spionnen betrof zou ik u er niet mee lastig gevallen zijn, doch het feit dat dit niet het geval is maakt alles zoo buitengewoon lastig.
- Wilt u mij de namen noemen van degenen die er bij betrokken zijn volgens u.
- Zeker. Ik noem u dan de bekende kunstenares mademoiselle Vignard, die zooals u weet hier gastvoorstellingen geeft, haar broeder Kapitein Vignard, die heden met de gestolen stukken hier is aangekomen en als derde in den bond een Engelschman, die verschillende namen draagt, zich meestal Bénoist noemt en die voor den Engelschen spionnagedienst werkt.
- Een Engelschman, die zich Bénoist noemt, zegt u?
- Ja, ik twijfel niet of u zult wel eens van hem gehoord hebben. Hij is een Engelschman
| |
| |
van hooge geboorte. Hij schijnt zich zeer verdienstelijk gemaakt te hebben voor zijn gouvernement en hij bezit zeker 'n groot vertrouwen. Ik weet met absolute zekerheid, dat wij, indien we bijvoorbeeld den Engelschen gezant waarschuwden en zijn naam noemden, men schouderophalend zou lachen om die waarschuwing en eenvoudig weigeren zou, iets te zijnen nadeele te gelooven.
- En, vroeg de Fransche gezant, daarom komt u het mij vertellen?
- Ja, het is zeker voor u een zaak van groot gewicht en ik vraag u immers heelemaal niet, dat u mij op mijn woord zou gelooven. Rechtstreeks gaat het geval ons niet aan, er zijn hier géén stukken verduisterd. Maar ik weet dat onze regeering er volstrekt geen heil in ziet, dat de Russen die papieren in handen krijgen. Daarom ben ik gemachtigd u mijn diensten aan te bieden om de slim opgezette machinatie te helpen verijdelen. Ik weet zeker dat u liefst hebt, dat dit gebeurt, zonder dat er een publiek schandaal uit voortkomt om de personen, die er bij betrokken zijn. En dat is ook dezerzijds de voorwaarde, want wij willen niet de Russen tegen ons in het harnas jagen.
De gezant liep onrustig heen en weer. Hij
| |
| |
wist werkelijk niet wat te denken van hetgeen hem deze mijnheer Glenmore verteld had. Hij vertrouwde hem volstrekt niet, maar wat kon de man er aan hebben hem zulke dingen op de mouw te willen spelden, als er toch niets van waar was.
- Hoe wilt ge mij bewijzen, dat hetgeen u mij verteld hebt de waarheid is.
U zult er bij zijn als we die lieden ontmaskeren, gij kunt dan de stukken meenemen en aan uw regeering doen toekomen. Dat zult u toch zeker in ieder geval willen, nietwaar?
- Als het kan natuurlijk. Welke belooning eischt gij?
- Ik zeide u al, dat wij dit niet doen om geld te verdienen. Alleen als u overtuigend bewezen is, ik zeg overtuigend bewezen is, dat hetgeen ik u verteld heb de volle waarheid is, dan eisch ik van u dat ge van hetgeen ge gezien en ontdekt zult hebben ook de Engelsche regeering op de hoogte stelt. Ik weet met absolute zekerheid, dat, als wij zouden mededeelen dat die Engelschman voor een andere mogendheid werkt, men ons niet zou gelooven.
- Als ik het goed begrijp is het er u om te doen dien Engelschman te treffen.
- Ja, antwoordde Glenmore koelbloedig, dat wil ik ook. Maar ik vraag toch niet hem te
| |
| |
veroordeelen vóór ge de overtuigende bewijzen hebt. U kunt toch zelf oordeelen, nietwaar, ik vraag alleen als ge overtuigd zijt, dat ge dan spreken zult en de Engelsche regeering mededeelen wat ge meegemaakt hebt.
De gezant dacht even na.
- Goed, zei hij toen, dat kan ik u beloven, maar wat zal ik meemaken, wat zal ik zien?
- U bezoekt vanavond het soiree bij den Russischen zaakgelastigde?
- Dat was mijn voornemen.
- Daar zal ook komen Kapitein Vignard, die zijn zuster zal vergezellen Daar op die soiree zal de eigenlijke transactie plaatsvinden. Kapitein Vignard zal de ontvreemde stukken bij zich hebben en zijn zuster zal de papieren terugkrijgen, die haar en haar broer noodlottig zouden kunnen worden.
- Ik wil aannemen, dat zij zich tot dit gemeene werk zullen leenen, zij zouden er althans een reden voor hebben. Maar dit is niet het geval met den Engelschman. Maak me niet wijs, dat hij zooiets doen zou om geld, hij heeft dat niet noodig.
- Hij doet het niet om geld. Hij doet het om mademoiselle Vignard.
- U zegt?
- Ik weet niet of u iets weet van het leven
| |
| |
van deze kunstenares. Maar waarschijnlijk is dat wel het geval. Misschien hebt u dan ook wel vernomen van de geruchten, die er indertijd liepen over een verloving met een Engelsch edelman. Dat was dezelfde mijnheer Bénoist waarover wij gesproken hebben. Er is toen oneenigheid tusschen hen gekomen, maar zij hebben zich met elkaar verzoend. En het is om mademoiselle Vignard en haar broeder te redden, dat mijnheer Bénoist deze papieren door haar broer laat overbrengen. Daarmee verkrijgt men dat de familie Vignard niet meer bedreigd wordt, in de toekomst niet meer de kans loopt beschuldigd te worden eens hun land verraden te hebben. U begrijpt toch dat deze voortdurende bedreiging weggenomen moet worden tot elken prijs.
- En wat wilt gij dat ik doen zal?
- De ontmaskering bijwonen hedenavond, een ontmaskering die geen schijn van twijfel zal overlaten. Wilt u dat?
- Ja, dat wil ik.
- U brengt ongetwijfeld uw gezantschaps-secretaris mede of misschien nog iemand aan uw gezantschap verbonden. U behoeft niet alleen uw eigen oogen te vertrouwen. En nog iets. Wellicht hebt u iemand, op wien u geheel kunt vertrouwen. Zend dan dien persoon
| |
| |
een half uur vóór de soiree aanvangt. We zullen op een gegeven oogenblik enkele personen verzoeken met ons in een bepaalde salon te gaan. Hij kan dan steeds bij mij blijven en toezien of alles eerlijk toegaat. Want ik voel dat u mij nog wantrouwt en als degenen, die ontmaskerd worden misschien mochten beweren dat de papieren op hen bevonden, door mij meegebracht werden, dan is het goed dat daar ook van dezen kant te voren controle op is.
- Ik moet zeggen mijnheer Glenmore, u denkt overal om.
- Omdat ik weet dat men liever niet zou gelooven wat ik bewijzen zal. Omdat ik weet, dat men als er nog één kansje is, liefst aanneemt, dat zij toch onschuldig zijn. En ik moet iedere mogelijkheid afsnijden, dat zij zich zouden weten te redden. Het bewijs van mijn beweringen moet zoo onweerlegbaar zijn, dat men mij moet gelooven, al doet men het ongaarne. U zult dus zoo iemand sturen.
- Ik zal hem sturen en ik zal hem de instructie geven zijn oogen open te zetten en alles zoo goed mogelijk te controleeren.
- Prachtig, ik verlang niets liever. Tot heden avond dan.
|
|