| |
VIII.
Zooals de politie-inspecteur reeds gezegd had, den volgenden morgen stonden de couranten vol over de ontvluchting van de Broeders. Uit de bijzonderheden, die de bladen reeds konden geven, bleek, dat op even handige als brutale wijze daarbij te werk was gegaan.
De gevangenen hadden hulp van buiten moeten hebben, want het was een van hen gelukt de deur van zijn cel te forceeren, wat hij niet gekund zou hebben zonder over de noodige gereedschappen te beschikken. Toen had hij den bewaker, die in de gevangenis surveilleerde, neergeslagen en had zijn makkers bevrijd. Te samen hadden de schurken daarop nog twee cipiers, die beneden de wacht hadden, overvallen en gebonden, zich van de sleutels meester gemaakt en zoo de gevangenis verlaten.
De andere gevangenen, die nog in het gebouw verbleven, hadden zij niet in vrijheid geholpen, doch deze rustig in hun cellen gelaten en zoo waren alle Broeders weer vrij behalve enkelen, die naar het ziekenhuis vervoerd waren, wijl zij zwaar gewond waren.
In verschillende bladen werd misprijzend over de autoriteiten gesproken, die geen bijzondere voorzorgsmaatregelen genomen hadden, wetend toch dat men met zeer gevaarlijke en geslepen misdadigers te doen had, die al zoo dikwijls toonden, dat men tamelijk machteloos tegenover hen was. En de meeste couranten bonden de politie op het hart, nu toch vooral toe te zien, dat ook nog niet de gewonde gevangenen ontkwamen. Het was thans van meer belang dan ooit, dat ook deze niet ontsnapten.
Nibblington, die met de Linar de quaestie besprak, meende dat deze goede raadgevingen zeker overbodig waren. Natuurlijk zou de politie thans wel meer dan gewone voorzorgsmaatregelen nemen en niet het geringste risico willen loopen, dat ook de paar boeven, die zij nog in haar macht had, zich vrij maakten.
‘Nu’, zei de Linar, ‘het kan geen kwaad, dat er nog eens
| |
| |
op gewezen wordt. Uit den aard der zaak worden zwaarzieke gevangenen minder scherp bewaakt en daar kon wel eens gebruik van gemaakt worden. Zoolang men nog een paar van die schurken in handen heeft bestaat de kans, dat men er een aan het spreken krijgt’.
‘Zij zullen hun makkers niet licht verraden’.
‘Neen, dat geloof ik ook niet, maar er kan toch gemakkelijk een zwakke broeder tusschen zijn. En het was wel waard hen persoonlijke straffeloosheid te beloven, indien zij spreken willen. Dieven zijn al wel vaker met dieven gevangen’.
‘Nu, men zal deze thans wel in de gaten honden en de Broeders kunnen zoo slim zijn als ze willen, het zal hen zeker niet gelukken ook de anderen te bevrijden. Dat zal di Cava ook wel begrijpen of hij moet meenen, dat de politie uit een verzameling groote botterikken bestaat’.
‘Ik begrijp eigenlijk niet, dat hij niet beproefd heeft tegelijk de anderen ook te verlossen, voor de politie gealarmeerd was. Nu is z'n kans verkeken’.
‘Dat bewijst alweer, dat ook deze koning der schurken geen volmaakt werk kan leveren’, meende Nibblington.
Maar onze vrienden oordeelden voorbarig, want toen zij eenige uren later ter afgesproken plaatse den detective ontmoetten, zei deze:
‘Het is waarlijk ontzettend over welke macht deze ellendelingen beschikken. En hoe zij met de uiterste gewetenloosheid handelen’.
‘Wat is er nu weer?’ vroeg de Linar, want hij begreep dadelijk dat de detective iets nieuws vernomen had.
‘Wel’, zei deze, ‘nu zijn zij allen buiten het bereik van de politie’.
‘Allen? Maar de gewonden dan?’, vroeg de Linar.
‘Zij ook’, luidde het antwoord.
‘Maar dat is toch onmogelijk’, riep Nibblington, ‘neen dat weiger ik te gelooven, het kan niet waar zijn. De schurken hebben toch niet met kinderen te doen?’
‘Neen, maar zij handelen met zoo groote vastberadenheid, met zoo duivelsche geslepenheid en met zoo schrikkelijke gewetenloosheid, dat de Parijsche politie daar niet tegen opgewassen is’.
| |
| |
‘Maar’, zei Nibblington, ‘toen bekend was, dat de boeven uit de gevangenis ontsnapt waren, toen bevonden de gewonden zich nog in het ziekenhuis. Tenminste dat schrijven de couranten. En toen heeft men toch zeker dadelijk alles gedaan om een aanslag op het ziekenhuis te voorkomen. Als men dat niet gedaan heeft dan is de geheele Parijsche politie mij geen knip voor den neus waard’.
‘Men heeft het ook gedaan’.
‘Welnu dan moet het den zieken ook onmogelijk gemaakt zijn buiten het ziekenhuis te komen’.
‘Ze zijn er nog in’.
De Linar en Nibblington zagen verrast op.
‘En u zegt, dat ze buiten bereik van de politie waren, de schurken, alle’.
‘Ja, want ze zijn dood’.
‘Dood? Allen gestorven, maar dat is al een heel merkwaardig en ongelukkig toeval’.
‘Indien het een toeval ware, doch dit is het juist niet. Ze zijn gestorven door vergif en wij kunnen niet anders veronderstellen, dan dat door een handlanger der Broeders dit vergif is toegediend om hen voorgoed het zwijgen op te leggen’.
‘Maar dat zijn ware duivels’, riep Nibblington, ‘het zijn geen menschen meer, die hun eigen makkers dooden op zoo vreeselijke wijze’.
‘Ter wille van eigen veiligheid schijnen zij het noodig geacht te hebben. Klaarblijkelijk vreesde het hoofd der Broeders dat een of meer der gewonden verraad zou kunnen plegen en is hij ook voor dit middel niet teruggedeinsd. En zoo heeft hij zijn voorbereidingen maar al te goed getroffen, het eene deel van zijn trawanten wist hij te bevrijden, de anderen, die hij niet kon of niet wilde in vrijheid stellen heeft hij laten dooden’.
Op dit oogenblik trad ook de Tournel binnen.
Hij zag aan de ontstelde gezichten van zijn vrienden, dat zij weder iets vernomen hadden en hij vroeg wat er was. In weinig woorden werd hij op de hoogte gebracht.
‘O’, riep hij, ‘en die ellendelingen hebben macht over de beide meisjes, is het niet vreeselijk dat te bedenken’.
De detective knikte.
‘Wel ja’, zei hij, ‘maar ik vind het nog vreeselijker te
| |
| |
moeten veronderstellen, dat meisjes deze misdadigers helpen, hun misdaden mogelijk maken’.
‘Mijnheer Turner’, sprak de Tournel, ‘wij spreken over verschillende personen. U weet niet, dat di Cava een zonderlinge macht oefent over iemand, die zeker niet zijn misdaden goedkeurt, die er zelf het ergst van te lijden heeft. En het is ook om haar te bevrijden, dat wij ons gesteld hebben tegen de Broeders. Helaas met al te gering succes’.
‘Nu’, riep Nibblington, ‘we behoeven er geen berouw van te hebben, dat we ons driemanschap vormden’.
‘Ik meen te weten, dat gij met uw drieën meer gedaan hebt in den strijd tegen het geheime genootschap, dan de geheele Parijsche politie’, antwoordde Turner, ‘maar dan zult ge ook weten, dat tot het genootschap een vrouw behoort en zij schijnt te bewijzen, de waarheid van het gezegde, dat een vrouw die zich aan de misdaad wijdt, duizend malen erger is dan welke mannelijke misdadiger ook’.
‘Mijnheer Turner’, riep de Tournel, met toorn in zijn stem, ‘u moogt dan een bekwaam detective zijn, u moogt meenen ons inlichtingen te kunnen geven, ik durf u zeggen, dat gij er niets van weet. Er is bij de Broeders een vrouw in het spel, maar als gij meent dat zij zoo een erge misdadigster is, dan vergist gij u’.
De detective glimlachte nauw merkbaar om de drift van den graaf, maar lord Nibblington, die dit scheen op te merken zei.
‘De Tournel heeft volkomen gelijk’.
De Linar, bedachtzamer, zei:
‘Misschien is er nog een andere vrouw in het spel, dan die wij meenen’.
‘Dan zouden wij van haar bestaan wel iets bemerkt hebben’, zei de Tournel.
‘Ik geloof, dat gij en ik volkomen dezelfde bedoelen. Ik besluit dit uit de verklaringen, die de heeren bij het voorloopig onderzoek afgelegd hebben en die mij ter inzage verstrekt zijn. Ik bedoel degene die gij signora Chiarina noemt, dezelfde dame, die u te hulp geroepen heeft om haar broeder te redden’.
‘Als gij haar bedoelt’, antwoordde de Linar, ‘dan moet ik u zeggen, dat ik het volkomen met mijn vrienden eens ben’.
‘Ik kan het mij levendig voorstellen’, hernam Turner be- | |
| |
daard, ‘maar toch houd ik vol, wat ik gezegd heb. Al heeft die dame haar vertrouwen blijkbaar op u gesteld, al heeft zij u een paar malen gewaarschuwd, zij leent haar medewerking tot groote misdaden, zij is even erg of erger, dan welk ander lid van de verfoeilijke bende ook’.
De detective sprak met zooveel beslistheid, dat dit zeker grooten indruk op de drie edellieden gemaakt zou hebben, indien zij minder sterk overtuigd geweest waren, dat signora Chiarina geen schuldige maar een slachtoffer van de bende heeten moest. Wat wist die man tegenover hen daar eigenlijk van, hij was in heel wat minder innige aanraking met de bende geweest dan zij. Hij oordeelde naar den oppervlakkigen indruk van eenige feiten. Maar zij wisten immers beter, zij wisten hoe de signora haar eigen leven in gevaar gesteld had om een van hen het leven te redden. Zij hadden immers zelf uit den eigen mond van di Cava vernomen, dat zij verraad gepleegd had tegenover de Broeders.
Men zeide dit den detective, maar het scheen hem niet te overtuigen.
‘Hm’, antwoordde hij, ‘het blijft in ieder geval een feit, dat zij dien nacht met di Cava ontvlucht is. Zij moet het geweest zijn, die met hem in het rijtuig zat toen hij stilhield voor het kantoor van bankier Andrieu, die den volgenden morgen vermoord gevonden werd’.
‘Maar gij beschuldigt haar daarom toch niet van medeplichtigheid aan dien moord’.
‘Neen’, zei de detective, ‘ik ben zelfs overtuigd, dat toen di Cava niet den bankier gedood heeft’.
‘Dat is ook mijn idee’, riep de Linar.
‘Ik acht, dat daarin Rouan de hand heeft, die ons gisterenavond ontsnapt is. Maar de heeren moeten weten waarom ik gisteren bij dien man was. Het was mij niet, althans niet in de eerste plaats om hem te doen, doch om de vrouw over wie wij zooeven spraken. Ik wist namelijk dat zij daar komen zou’.
‘Ongelooflijk. Gij moet u vergist hebben’.
Maar nu zei de Tournel:
‘Mijnheer Turner heeft zich niet vergist. Signora Chiarina zou werkelijk bij Rouan komen. Zij is aan de deur geweest van
| |
| |
zijn woning. Maar ik heb haar gewaarschuwd er niet binnen te gaan’.
Zijn vrienden zagen den graaf even verwonderd aan als de detective.
‘Wel ja’, vervolgde de Tournel, ‘ik ben gisteravond op de gedachte gekomen het huis van Rouan nog te bewaken. En toen zag ik de bewuste dame daarheen gaan. Ik begrijp nu, waarom mijnheer Turner er gebleven was, hij wilde haar afwachten’.
‘Precies’, zei Turner.
‘Welnu, ik heb haar gewaarschuwd, want ik wenschte niet, dat zij met de politie in aanraking zou komen. U kunt hieruit afleiden’, zei hij, zich tot den detective wendend, ‘dat wij moeilijk zullen kunnen samerwerken, al werd dit gisterenavond ook overeengekomen. Onze bedoeling is, die dame, ik zeg het u ronduit, te beschermen, wij zouden er in geen geval toe medewerken haar aan de justitie over te leveren. En uw voornemen is dat vermoedelijk wel’.
Lord Nibblington knikte nadrukkelijk. Zooals zijn vriend het zei, dacht hij er ook over.
Maar Turner haalde de schouders op.
‘Mijneheeren’, zei hij, ‘het zal noodig zijn, dat ik u vertel, hoe ik in deze zaak betrokken ben en wat ik mij voorstel met mijn onderzoek te bereiken. Daardoor zal eenig misverstand worden opgeheven. U moet dan weten, dat ik nu eenige weken geleden gevraagd werd licht te ontdekken, zoo mogelijk, in een duistere familie-quaestie. Ongeveer een half jaar geleden stierf aan de Riviëra een schatrijke zonderling, een Parijsch bankier. Ik bedoel den oom van den man, die voor eenige dagen 's morgens vroeg in zijn kantoor vermoord gevonden werd. Hij was van denzelfden naam als de vermoorde, Andrieu.
Zijn neef, die in zijn zaak werkte, volgde hem op, maar het millioenen-vermogen van den zonderling liet deze hem niet na. Dit vermogen onder beheer van een ander gesteld, zou echter na een jaar zijn deel worden, indien hij dan getrouwd was en getrouwd met een bepaald aangewezen meisje’.
‘Dat is een zeer zonderlinge geschiedenis’.
‘Zeker, doch ze wordt nog meer romantisch. Mijnheer Andrieu, de vermoorde, was een man van bijna veertig jaar, doch ondanks zijn leeftijd, waarop men geen jeugdige dwaasheid meer
| |
| |
veronderstelt, wanhopig verliefd op een andere dame, dan die, waarmee zijn oom hem in het huwelijk wilde doen treden. U begrijpt, dat dit aanleiding gaf tot een grooten tweestrijd’.
‘De geldzucht zal het wel van de liefde gewonnen hebben’, merkte Nibblington op.
‘Neen’, antwoordde de detective, ‘dat is in dit geval niet waar, mijnheer Andrieu vroeg de dame ten huwelijk, die hij liefhad. Hij toonde dus het groote vermogen voor haar te willen opofferen’.
‘Hij is dus met die dame getrouwd?’
‘Neen, hij is niet met die dame getrouwd, omdat ze hem weigerde’.
‘Dat alles is zeer interessant, maar...’
‘O we komen er zoo. De bankier kon dus niet met de dame van zijn hart trouwen. Er schijnt niet de geringste kans bestaan te hebben, dat hij ooit haar hand veroverde. Toen is vermoedelijk de zakenman weer bij hem boven gekomen en heeft hij gedacht, dat het dan maar het best was, het meisje te huwen, dat zijn zonderlinge oom voor hem had bestemd’.
‘Om de millioenen van zijn oom te redden’.
‘Precies daarom alleen natuurlijk, maar dat zou, denk ik, de meeste menschen een zeer voldoende reden lijken voor zoo'n huwelijksaanzoek. Tot nog toe is er in de geschiedenis niets om daar een detective in te mengen, doch nu komt dit. Toen Andrieu zijn hand en hart aan die jonge dame wilde aanbieden, was deze spoorloos verdwenen’.
‘Zij was verdwenen, zegt ge’.
‘Ja, hij poogde haar adres op te sporen, doch het was tevergeefs. Hij deed alle moeite om uit te vinden, waar zij verblijf hield, doch die moeite was voor niets. De jonge dame kon hem moeilijk zijn ontvlucht, wetend van zijn voornemens, want zij was volkomen vrij hem al of niet aan te nemen. En dus kwam Andrieu begrijpelijkerwijs tot de onderstelling, dat er personen moesten zijn die belang hadden bij de verdwijning van het meisje of liever de verhindering van zijn huwelijk met haar. Want het moest zijn om een mogelijk huwelijk te verhinderen, dat men haar zoo spoorloos had doen verdwijnen. En hier hebt u dus een geval, waarbij men gemakkelijk een detective in den arm neemt’.
| |
| |
‘Ja, dat is duidelijk’, zei de Linar, ‘mijnheer Andrieu wendde zich dus tot u?’
‘O neen, ik werd pas later in de geschiedenis gemoeid. Mijnheer Andrieu wendde zich tot een opsporingsbureau, gaf het de opdracht, moeite noch kosten te ontzien, om te ontdekken, waar de bedoelde jongedame zich ophield. Het resultaat was nihil, dat wil zeggen, men ontdekte wel eenige bijzonderheden die later misschien van belang bleken, maar men kon niet de plaats vinden waar het meisje zich schuil hield of opgesloten werd.
Er moesten dus menschen zijn, die dat huwelijk wilden verhinderen, wat mogelijk was, als er waren, die de erfenis zouden krijgen, indien de bankier, door het niet vervallen der gestelde voorwaarde, het vermogen niet erfde.
Natuurlijk heeft Andrieu zich afgevraagd, wie dat konden zijn. Maar dat was juist het eigenaardige van het testament van zijn zonderlingen oom, eerst als na een jaar bleek, dat zijn neef de voorwaarde niet had vervuld, zou een verzegeld stuk geopend worden, waarin de nadere bestemming der nagelaten schatten werd aangegeven. Dat was de groote moeilijkheid. Had men geweten, wie de anderen waren, die dan de millioenen zouden krijgen, dan had men veronderstellingen kunnen maken. wie misschien het meisje hadden doen verdwijnen. Maar nu tastte men in het duister. Ik weet deze bijzonderheden van den vermoorden bankier zelf, die ze mij medegedeeld heeft.
Er kwam echter voor hem eenig licht in de duistere geschiedenis toen zich di Cava, het hoofd der Broeders, met de zonderlinge geschiedenis ging bezighouden’.
‘Aha’, riep Nibblington, ‘die ellendeling speelde er dus een rol in’.
‘Ja, hij stelde zich op een goeden dag in verbinding met den bankier en hij boodt hem aan het verlangde huwelijk mogelijk te maken, door het meisje te voorschijn te brengen. Hij eischte voor zijn bemiddeling echter niet minder dan de helft van de erfenis, die Andrieu daardoor zou verkrijgen. En gij kunt u wel voorstellen, dat dit dezen al te erg was en dat hij begon te weigeren. Andrieu zou zeker geneigd geweest zijn een belangrijke som te betalen, maar de helft van het reusachtige vermogen aan zoo'n schurk uit te betalen, daar dacht hij niet aan. Hij
| |
| |
onderhandelde met di Cava, doch deze scheen zeker overtuigd, dat ten slotte de bankier om de helft van het groote vermogen te redden, toegeven zou. Hij hield tenminste de onderhandelingen slepende en toonde heel weinig haast. En misschien wist hij, dat Andrieu, die nog al ongelukkig speculeerde de laatste maanden in financiëele moeilijkheden kwam, die hem te eerder zouden doen besluiten op het voorstel in te gaan.
In dit stadium van deze bijzondere geschiedenis heeft Andrieu mijn hulp ingeroepen en mijn raad gevraagd. En ik stelde mij ten taak, hem te helpen. Ik wist toen natuurlijk nog niet, dat di Cava, het hoofd was van het beruchte geheime genootschap, dat al zooveel misdaden bedreef. Wel begreep ik met een uiterst geslepen schurk te doen te hebben.
Ik begon dus mijn onderzoek, waarvoor ik onder andere een paar weken bediende geweest ben op het kantoor van den bankier. En ik had al spoedig de overtuiging, dat Rouan een der medeplichtigen was van den Italiaanschen markies. Maar misschien heb ik mij daarin wel vergist’.
‘Vergist, wel neen, onmogelijk’, riep de Tournel.
‘Misschien, zeg ik. Ik erken, dat ik de zaak niet goed heb ingezien, anders had ik zeker maatregelen genomen ter bescherming van den bankier. Maar ik had geen reden te veronderstellen, dat men hem zou dooden. Di Cava immers had daar geen enkel belang bij, integendeel’.
‘Een reden te meer om niet te gelooven, dat de schurk ook dezen moord op zijn geweten heeft’, riep de Linar.
‘Dat is juist’, zei de detective.
‘Welnu, wat heeft dan signora Chiarina met dit alles te maken?’, vroeg de Tournel.
‘Zij is de dame met wie Andrieu zou moeten trouwen om de begeerde erfenis meester te worden’, antwoordde Turner.
‘Dat verhaal’, zei de Linar nu, ‘lijkt eenigszins op het verhaal wat di Cava dien nacht aan zijn handlangers deed, toen hij Gianni veroordeeld wilde zien. Hij zeide toen echter, als ik het wel begrepen heb, dat hij de andere zuster van Gianni met een rijken bankier wilde doen trouwen. Hij zeide er bij dat huwelijk zou niet langer geduurd hebben dan noodig was om zich de millioenen van den bankier te verzekeren’.
De anderen herinnerden zich dit zeer goed. Het was inder- | |
| |
daad iets anders dan de detective vertelde. Maar deze herhaalde rustig:
‘Signora Chiarina is de dame met wie Andrieu moest trouwen, daaromtrent kan niet de geringste twijfel bestaan. Ik heb zelf een afschrift gelezen van het testament en daarin staat zij genoemd’.
‘Maar’, riep de Tournel, ‘ik dacht, wij dachten, dat zij misschien reeds getrouwd zou zijn. Dat was voor ons de eenige mogelijke verklaring, waarom zij dien di Cava ondanks alles trouw bleef’.
De detective knikte:
‘Ja’, zei hij, ‘zij is met hem getrouwd’.
‘Welnu?’
‘Luister, signora Chiarina is in het huwelijk getreden met di Cava; maar dat was een geheim huwelijk. De bankier Andrieu kon dus den wensch van zijn oom niet vervullen. Maar haar schurkachtige echtgenoot heeft een heel slim bedacht plan ineengezet. Hij wilde de jongere zuster van zijn vrouw met Andrieu doen trouwen, haar doen doorgaan voor haar oudere zuster. Dat zou bedrog noodig maken om dan toch aan de erfenis te komen, maar dat alles in orde te maken, het was di Cava wel toevertrouwd’.
‘O’, zei de Linar, ‘nu begrijp ik, waarom hij een tijdje de onderhandelingen slepende hield’.
‘Het meisje, dat met Andrieu trouwen moest’, vervolgde Turner, ‘is echter verdwenen en dat heeft het di Cava onmogelijk gemaakt zijn oorspronkelijk plan te volvoeren. Toen heeft hij een ander plan bedacht, hij wilde werkelijk signora Chiarina, zijn eigen vrouw dus, dwingen met Andrieu in het huwelijk te treden’.
‘Zoo'n ellendeling’, riep Nibblington.
‘Vertel verder’, zei de Tournel, ‘zij weigerde natuurlijk, zij weigerde, zooals zij het tegengewerkt had dat haar zuster met dien man in het huwelijk zou treden’.
‘Hm ja, inderdaad zij weigerde, maar...’
‘Maar wat?’
‘Het schijnt dat di Cava de macht had haar te dwingen, het schijnt, dat zij ten slotte toestemmen zou en dat het huwelijk
| |
| |
tusschen signora Chiarina en Andrieu alleen verhinderd is door den plotselingen dood van dezen laatste’.
‘Ongelooflijk’, riep de Tournel, ‘ik geloof nooit, dat zij dit gewild zou hebben’.
‘Mijnheer Turner zegt voorzichtig dat hem dit zoo toeschijnt’, zei de Linar.
‘Inderdaad’, gaf Turner toe, ‘ik heb voor dat laatste nog geen doorslaande bewijzen in handen, daarom zeg ik, het schijnt. Doch de heeren begrijpen wel, dat ik dit niet zeggen zou indien er geen aanwijzingen in die richting bestonden. Er is echter nog veel duisters in de zaak. Dit echter is er wat zeer tegen de signora getuigt, dat zij in verbinding stond, daarvan heb ik wel bewijzen, met den man, die hoogstwaarschijnlijk de hand heeft gehad in den moord op Andrieu’.
‘Het klinkt alles zoo phantastisch’.
‘Het is ook zeer vreemd, er vallen nog verschillende problemen op te lossen. Maar als de heeren die oplossen willen, dan moeten zij niet vooraf vaststellen, dat een der personen, die onder verdenking staan, niet schuldig kan zijn, want op die wijze komt men niet veel verder. Als de heeren echter de waarheid willen uitvinden, hoe die waarheid dan ook zijn moge, ja dan geloof ik dat wij uitnemend zouden kunnen samenwerken’.
‘Ik weiger het’, riep de Tournel, ‘ik heb de idee, dat u tegen de bedoelde dame vooringenomen zijt’.
De detective glimlachte.
‘Kom’, zei hij, ‘dat kunt u onmogelijk meenen, maar ik maak de logische gevolgtrekkingen uit de feiten, die wij kennen en daar deinst u voor terug. Als u de waarheid kennen wilt, mag u dat niet doen’.
De Tournel voelde zeer goed dat de detective gelijk had. Hij antwoordde niet dadelijk en Turner vervolgde:
‘Ik heb echter de overtuiging, dat u ook de waarheid wilt kennen. Maar u vreest, dat dan wel eens blijken kon, dat die dame, waarover wij spreken, toch schuldiger is dan u nu gelooven wilt. En u wilt daarom mij niet in het onderzoek mengen. Evenwel maak ik u opmerkzaam, dat u er mij toch moeilijk buiten kunt houden. Het is juist in het belang van de dame en haar zuster, dat wij zouden moeten samenwerken. Want daar komt
| |
| |
het meen ik op aan; ik ben volkomen bereid met de heeren overleg te plegen, opdat signora Chiarina niet in moeilijkheden komt met de justitie’.
Voor de Tournel kon antwoorden nam baron de Linar het woord:
‘Als ik u wel begrijp’, zei hij, ‘dan wilt ge dit zeggen, we kunnen samenwerken. Wij zijn overtuigd van de onschuld van die dame, u is dat volstrekt niet. Maar we zoeken de waarheid en ook als die nu eens zoo ongunstig voor haar bleek te zijn, als u verwacht, dan is u bereid er niet toe mee te werken haar aan de politie over te leveren’.
‘Het is juist zooals u zegt, mijnheer de baron. Wij willen de waarheid weten, wij willen de Broeders bestrijden en Parijs verlossen van die ellendelingen. Dat wilt u en daarbij bied ik mijn hulp aan, die u niet moogt weigeren. Door mij zal daarom die dame niet in moeilijkheden komen. Ik ben volkomen bereid als beslist moet worden, hoe tegenover haar te handelen, die beslissing aan u over te laten. Laat dan desnoods genade voor recht gelden, mits u geen genade kent voor de Broeders zelf en voor di Cava’.
De drie edellieden zagen elkaar aan. Toen antwoordde de Tournel:
‘Ik erken dat hiermee mijn bezwaren zijn opgeheven, ik geloof, dat we dan kunnen samenwerken’.
De anderen knikten, zij hadden van den beginne af niet zooveel bezwaren gekoesterd als de Tournel. Maar zij wilden toch evenmin als deze er toe meewerken om signora Chiarina in moeilijkheden te brengen. Zij waren van haar onschuld overtuigd ondanks alles. Wel echter wenschten alle drie hartelijk, scherp en onverpoosd den strijd tegen di Cava voort te zetten en zij begrepen heel goed, dat zij in Turner een uitnemende hulp zouden vinden. Hetgeen hij hen nu verteld had wierp weer een nieuw en verrassend licht op de misdaden van den Italiaan. Zij zagen door Turner hun vermoeden bevestigd, dat de signora met den schurk getrouwd was. En dat verklaarde wel eenigszins, waarom zij hem in zijn misdaden tegenwerkend, toch trouw bleef. Zij hadden nu weer van nieuwe misdrijven vernomen en nog eens het bewijs gekregen, hoe volstrekt gewetenloos di Cava handelde. Eerst had hij de zuster van zijn vrouw willen
| |
| |
bezigen om zich een deel der millioenen van den bankier te verwerven. En als het waar was, wat Turner had medegedeeld, dan zou hij om zijn doel te bereiken, zelfs niet geaarzeld hebben de vrouw met wie hij zelf toch in het huwelijk verbonden was, al mocht dit dan een geheim huwelijk zijn, te doen trouwen met Andrieu.
Ja het leek hen thans meer dan ooit te voren noodig, dat deze eervergeten schurk onschadelijk werd gemaakt. Meer dan ooit te voren, moesten zij bovendien voor hem op hun hoede zijn, want men kon gelooven, dat hij thans van wilde wraakzucht jegens hen bezield was.
De detective wees hierop.
‘Mijne heeren’, zei hij, ‘ik geloof dat we goed zullen doen samen een plan de campagne op te maken en ik geloof dat we er alles op moeten stellen om te trachten allereerst u in veiligheid te stellen’.
‘Ons in veiligheid stellen’, riep Nibblington, ‘gij verstaat onze samenwerking toch niet in dien zin, dat wij samen weg zouden gaan en u het werk overlaten?’
‘Neen, neen’, antwoordde Turner, ‘dat bedoel ik geenszins, ik weet trouwens dat ik dit niet klaarspelen zou. Wij zullen kalm en voorzichtig te werk gaan om de wereld zoo mogelijk van dit geheime genootschap te verlossen en om, dat wilt u immers, de beide zusters aan hun invloed te onttrekken’.
‘Juist’.
‘Welnu maar dan is het noodig, dat we eerst de Broeders de kans benemen ons kwaad te doen. Want ik heb de overtuiging, dat di Cava, die door u zoo kort bij zijn ondergang geweest is, heusch niet nog eens een aanval zal afwachten. Veel eer verwondert het mij, dat hij zelf een aanval nog niet begonnen is, maar in ieder geval weet ik dit wel zeker, dat hij heel spoedig zal trachten u te treffen. En het is noodig daarvoor maatregelen te nemen’.
De bondgenooten beraadslaagden nu langen tijd wat hen eigenlijk te doen stond. Zij trachtten in de eerste plaats te gissen wat di Cava zou doen, maar dat was natuurlijk niet te raden. Alle vier begrepen zij echter wel, dat hij in geen geval zou stilzitten, daar was hij allerminst de man naar.
Maar interesseerde Turner vooral deze vraag welke nieuwe
| |
| |
aanslag de Broeders zouden aandurven, de Tournel koesterde meer belangstelling voor de vraag, wat er met de beide vrouwen gebeuren zou.
De zuster van signora Chiarina, was wellicht nog buiten zijn bereik, doch zijn vrouw bevond zich bij hem. En hij had immers aan zijn helpers gezegd, dat zij evengoed als haar broeder verraad had gepleegd. Zou zij nu dan nog veilig zijn te midden van de ellendelingen, die voor geen enkele misdaad terugdeinsden?
Deze vraag bekommerde de Tournel zeer en al had hij er nu vrede mee, dat zij met den detective zouden samenwerken, het hinderde hem dat deze zich over signora Chiarina niet bijzonder bezorgd scheen te maken.
En toen men ongeveer overeengekomen was, wat zij doen zouden, eischte de Tournel voor zich dat deel van de werkzaamheden op, waardoor hij meende, dat de meeste kans ontstond de beide zusters te beschermen.
Turner begreep dat wel en verzette er zich niet tegen.
‘Het zou’, zei hij, ‘zeker van het grootste belang zijn, indien het gelukte ons in verbinding te stellen met de dames Allicht gelukt dit graaf de Tournel het eerste, daar hij haar het beste kent’.
|
|