- Ik vrees, dat ik gisteren avond wel iets te veel gedronken had.
- Zooals wij allemaal denk ik, antwoordde Bénoist.
- Neen, u niet, ik ben daar zeker van. Trouwens als u ook maar iets te veel had gehad zou juffrouw Dufour zeker geen woord met u gesproken hebben, zij heeft geloof ik een waren afschuw van menschen, die te veel aan Bacchus geofferd hebben.
- Zij heet dus juffrouw Dufour. Zij lijkt me een zeer bijzondere jonge dame, is ze niet?
- Een vraag op den man af, zei Verwaart, hebt u haar vroeger niet gekend?
Bénoist zag hem rustig aan.
- Neen, antwoordde hij, ik kan mij niet herinneren haar ooit eerder ontmoet te hebben.
- Ja, als u het niet weten wilt behoeft u het mij natuurlijk niet te zeggen, antwoordde Verwaart, maar ik dacht dat het wel zoo was.
- Ik geef u mijn woord van eer, dat het niet zoo is, maar wilt u mij ook zeggen waarom u dit dacht.
- Ik geloof u, maar het maakt 't mij des te onbegrijpelijker waarom zij u dan aansprak. Zie eens, ik kom daar alleen om haar, ik zou mij met dergelijke lieden niet ophouden, als het niet was om haar te zien en gade te slaan.