een gracht, die echter het grootste deel van het jaar geen water bevatte.
Vóór de brug over deze gracht stond een woning waarbij een flinke garage en voor deze woning stopte de automobiel.
Op het gerucht was uit de garage een man komen toeloopen.
- Ge hoeft den wagen niet binnen te zetten, riep de pasaangekomene hem toe, ik blijf maar even op het kasteel, maar kijk even of ik benzine genoeg heb voor den terugweg.
- Ik zal wel bijvullen mijnheer, antwoordde de man die uit de garage gekomen was.
De ander was al doorgeloopen over de brug. Hij scheen hier goed den weg te weten en zeker te zijn, dat hij door den kasteelbewoner zou worden ontvangen. Of men hem verwacht had, dan wel of in den stillen avond men zijn auto gehoord had, dit is zeker dat de deur, die recht tegenover de brug lag open ging voor hij deze bereikt had. Een bediende in livrei kwam kijken wie er was.
- Mijnheer Glenmore, zeide hij tot den laten bezoeker, dacht al, dat u het was, hij heeft mij gelast u dadelijk bij hem te brengen.
- Prachtig, waar is mijnheer Glenmore?
- In zijn werkkamer, mijnheer.
De bezoeker wist den weg, een minuut stond