kapitein ross in de Baffinszee, toen hij de roode sneeuw ontdekte. De kleur was donker karmozijn-rood.
Nopens den oorsprong van dit verschijnsel, werden verschillende gissingen gedaan.
Toen ross eenige menschen naar de kust afzond, om een gedeelte der roode sneeuw te verzamelen, bevonden zij, dat de sneeuw op verschillende plaatsen 10 tot 12 voet diep met de roode stof doortrokken was, en zich waarschijnlijk reeds lang in dezen toestand bevonden had.
De sneeuw werd onverwijld onderzocht met een microscoop, dat 110 maal vergrootte. De roode stoffe scheen uit deeltjes van gelijke grootte, in de gedaante van zeer kleine ronde zaadkorreltjes zamengesteld te zijn; op sommige korreltjes zag men eene kleine donkere vlek.
Des avonds liet kapitein ross iets van de roode sneeuw oplossen en in fleschjes gieten, waarbij het sneeuwwater er uitzag als troebele Portwijn. In weinige uren tijds kwam er een bezinksel op den bodem, hetwelk met het microscoop onderzocht werd.
Een gedeelte daarvan werd gestampt en vertoonde zich door en door rood. Op het papier gaf het eene kleur als roode inkt.
Een voortbrengsel der zee konde het niet zijn; omdat men het op verscheidene plaatsen, ten minste zes Engelsche mijlen van de zee verwijderd, vond. Altijd echter was het op den top of aan den voet van eenen berg.