De gewone regen valt niet op alle plaatsen der aarde even overvloedig.
Te Petersburg bijv. valt in een jaar slechts 16 Parijsche duimen en 5 strepen regen, terwijl dit in Bombay 85 duimen bedraagt.
Te Utrecht en Haarlem beloopt dit 23 duimen en 2 strepen, tegen 28 duimen en 4 strepen te Leiden, en 38 duimen en 4 strepen te Dordrecht.
Men verkrijgt deze verhoudingen door een bijzonder werktuig, Regenmeter genoemd.
Over het algemeen valt in ons Vaderland de meeste regen van Julij tot December. Van Januarij tot Julij is dit minder.
De regen brengt ons groote voordeelen aan, over welke wij nog in het kort iets willen mededeelen.
Hij zuivert de lucht: de eerste regen, welke na eene lange droogte op de glasruiten slaat, maakt daar vlekken op; een bewijs dus, dat de vallende droppelen de zwevende vuiligheden der lucht onder weg medegenomen, en tegen het glas geplakt hebben.
Verder maakt de regen de aarde vruchtbaar; wijl hij veel zout en olie medebrengt. Hij verkwikt de verslensde planten, verkoelt de heete lucht, verwarmt de koude, enz.
Sluiten wij hiermede dit Hoofdstuk om in het volgende tot een ander verschijnsel van den dampkring over te gaan.