Hoofdstuk I.
De oppervlakte der aarde.
Eerste les.
Over de Oppervlakte der Aarde in het algemeen.
De Aarde, die wij bewonen, heeft eene verbazend groote oppervlakte.
Ten einde u daarvan eenigzins een denkbeeld te geven, zij het genoegzaam hier op te merken, dat zoo het mogelijk ware immer regelregt voort te gaan, en iemand aldus de aarde wilde rondtrekken, hij voor deze wandeling vier jaren zoude noodig hebben, zoo hij dagelijks zes uren wegs aflegde, en ieder jaar drie honderd dagen hieraan besteedde.
De aarde is dus verbazend groot, niet waar; want de wandelaar, over wien wij zoo even spraken, zoude in 4 jaren tijds haar slechts kunnen rondwandelen, immer regt voortgaande, zooals wij hoorden. Welk een aantal jaren zoude hij dan niet behoeven om haar in alle rigtingen te doorkruisen!
Ofschoon echter deze oppervlakte zoo uitgestrekt