| |
| |
| |
18
Overwinning, nederlaag, gelijkspel? Het voorstel, het experiment van Gaston kan alleen ontstaan in een toestand van oververhitting. En het leidt tot sporen in het zand. Niemand is nieuwsgierig genoeg die grond daar op de Veluwe nader te onderzoeken. Geo- en archeologen aantreden.
In voetbaltermen: gelijkspel met een winnend doelpunt voor Camiel, dat niet officieel wordt erkend.
Is er wel een kleurenfilm gemaakt, dan zou de grondverkleuring goed zichtbaar zijn en meer dan de aandacht van specialisten alleen trekken. In zwart-wit zal niets worden geopenbaard, 't zou voor de televisie zijn. Kleurentelevisie? Dat kan nieuwsgierigen lokken naar Nederland dat dan voor geologie wel te klein is, maar nou zie je eens.
Gaston heeft als vijand afgedaan. Hij heeft luguberheid en verschrikking afgelegd en maakt geen aanspraak meer op medelijden. Camiel is nu de man van gevestigde reputatie. Zakelijk adviseur. Om je ziek te lachen. Zaken zijn zaken. Gedane zaken nemen geen keer, maar geven wel ergernis. De zaken gaan vóór het meisje, een stelling die hij tot zijn dood toe zou willen bestrijden. Je strijdt het felst voor iets waar je niet helemaal ofwel helemaal niet achter kan staan, voor een andermans zaak. Zo deden de kruisvaarders, god wil het, het zwaard omgegord, gekruist, op naar het
| |
| |
heilige land. Vechtend voor andermans idealen, sluwe oogmerken, want ook achter de kruistochten zullen wel weer zakelijke motieven hebben gezeten. Daarom trokken ze zo ver, op zoek naar Jezus' graf, plundering en syfilis, de zogeheten Franse ziekte. En god met zoveel leed begaan nam de offers van die dag niet aan. Wat een dag. Daartegen helpt geen jenevertjelief, Camiel de nestjesbouwer, die hoog opgeeft van de genoegens der bijslaap, iets dat men van homofielen niet gezegd wil zien. Op films, op toneel en in parken wordt gekust, geflikflooid, daar pronkt jan en alleman mee; van de flikker niet geduld, wat toch onrechtvaardig is, hoewel hij niet eens weet hoe ze het doen, die jongens.
De mensen groeten hem op straat, een heer, een man, een kind en een meisje dat op zijn schoonzusje lijkt. Schoonzusjes kijken altijd ondeugend, blijkbaar beledigd, dat je haar zuster hebt verkozen boven haar, daarom willen ze je natuurlijk uitdagen. Om je te laten weten dat ze niet de mindere zijn. Ze groeten. Hij groet terug met een knik, zwaaiend want hij draagt geen hoed. Zijn haar is nat en het water loopt eraf langs zijn rug. Met zijn zakdoek wrijft hij zijn nek droog. Een paraplu is nu een handig instrument. Hij kan een taxi nemen. Waarom heeft Gaston hem niet thuisgebracht, vanwaar die haast. Toch geen laatste loer? Nog voor hij thuiskomt, is Gaston er. Hij is mensenkenner genoeg om te weten dat Camiel naar huis wandelt in deze stemming van gemengde
| |
| |
gevoelens. Er passeert een taxi. Aanhouden. In vijf minuten thuis. Geruisloos de sleutel in het slot. Voeten goed vegen, dan de trap op. Françoise zingt on y danse, on y danse. Ze is niet voor niets in die buurt opgegroeid, zo worden wij van ontroering koud en klam bij 't woordje Amsterdam. Zoals ze loopt, zoals ze is. Naar goed koopmansgebruik keurt hij haar, de rondingen, haar heldere ogen en het gezicht waarvoor hij geen andere woorden weet te vinden dan mooi of champagne. Ze kust hem ter begroeting en dat is fris en opwindend tegelijk.
Maar in het grote bed, Françoise rustig slapend in een kleine bocht naar hem toe, overstelpt hem het teveel. Hoe lang zal het duren. Hoe vaak zullen ze aan tafel zitten, naar bed gaan, opstaan. De dingen van de dag bespreken. Gangetje, zeggen veel mensen. Vijfentwintig, dertig jaar op hetzelfde kantoor. Niet zo erg als het lijkt. Jaar in jaar uit dezelfde weg naar je werk, lopen, fietsen, rijden. De straten veranderen. Een boom wordt omgehakt, een gracht gedempt, een huis afgebroken, verbouwd. Collega's vertrekken, trouwen, worden vader, komen ziek te liggen, herstellen of sterven. De Louis leest altijd het cursiefje uit de krant voor. Dat is elke dag toch weer anders nietwaar. Vroeger kregen we nooit iets te drinken. Later thee 's middags. En nu? Twee koppen koffie van de zaak en voor een dubbeltje kan je d'r een bij nemen, 's middags thee natuurlijk. Een beetje slap,
| |
| |
maar het breekt de tijd. Vijfendertig jaar bevriend en altijd nog dezelfde grappen. Hij ziet zichzelf lopen, kinderen aan de hand. De vriendjes van je dochter, de vriendinnetjes van je zoon. Een groter huis, wat altijd net te duur is, zoals de eerste kamer, het eerste huurhuis ook net even te kostbaar waren. Het is een verschuiving, toen zat je zonder suiker op een avond en nu zonder whisky. Het moet allemaal gedaan worden. Hoe lang, hoe vaak opstaan, scheren, elkaar begroeten. En altijd het verrukkelijke gezichtje van Françoise, die steeds mooier wordt, de mooiste van de wereld. Hij kan er geen hekel aan krijgen en het maakt hem niet blij.
Gaston heeft zijn verhalen, schimpen op Hermine, op haar zwangerschap, lekker weglopen en ermee koketteren. Hij gaat wel weer terug, het is zo kwaad niet. Het is duidelijk dat hij met Hermine opa en oma gaat worden. Zijn kleinkinderen sart met akelige verhalen over een rattenkoning, kobolden, trollen en boze tovenaars met geheimzinnige fluiten om kleine kinderen te lokken. Kinderdieven. Als je een vieze dikke vrouw hebt, zoek je je vertier buiten de deur zoals dat heet. Met een stuk sjaggerijn word je van de weeromstuit een humorist. Maar Camiel heeft niks te klagen. Gangetje. Een verdomd mooi gangetje van de zakelijke adviseur. Brandweerauto's in de nacht. Sirenes die haar niet wakker maken, wel zijn machteloosheid uitdrukken. Als je lang genoeg op een sonate studeert kun je 'm met gesloten ogen
| |
| |
spelen. En dan begint het pas zegt de pianist. Dan kun je helemaal opnieuw beginnen om 'm echt te spelen, melodie en tegenmelodie, spanning en ontspanning, een fractie van een accent meer hier en minder daar. Zo ver is hij nooit gekomen. Alles is hem steeds weer in de schoot geworpen, denkt hij verdrietig. Nooit voor iets hoeven vechten. Niet dat hij dat wou hoor. En kwaad worden. Wat is uw mening, meneer Kayser? Mijn mening, ik heb geen mening, je kan verdomme niet overal een mening over hebben. Verwarring. Verwarring stichten bij anderen, wat hij in zijn eigen bedoening niet toelaat. Weer brandweerauto's. Drukke nacht. Eind goed al goed. Mogen wij u iets vragen, meneer Kayser. Nee, want uw gezicht bevalt mij niet. Pardon? Ja u hoort het goed. Ze denken dat hij een niet zo leuk grapje maakt.
Hij is een type, excentriek, je moet 'm voorzichtig aanpakken. Vanwaar de agressiviteit als je bestaan zo is ingericht dat je het in een etalage zou kunnen leiden. Uitsluitend voor volwassen kijkers. Ik heb gevoel voor het drama. Al jong. Uitvoerig schetste ik mijn eerste liefde, mijn geweldig lijden en het wond haar alleen maar op. Niet erg hoor, maar in eerste instantie niet de bedoeling. Mijn vader is gestorven; mijn moeder is ons goedgezind en komt nogal eens op bezoek, niet te veel, o jee nee. Zijn vijand heeft hem nu verlaten. Zijn rampzalige vriend Koert zou, gedachtig de schrift, zuchten van Eli, Eli lama sabachtani. Koert, voor wie ze hadden gecollecteerd opdat hij een reis kon
| |
| |
maken, zijn grote wens, naar het voormalige Indië. Eenmaal daar, werd hij in het Jappenkamp gezet en kwam om. Ze hadden geld opgehaald voor zijn dood. Mijn dierbare vijand heeft me ook nog verlaten. Dit wordt niet een rechtuit en sober leven leiden, aardappels eten met spekvet en mosterd. Nee, dat wordt en is verfijnde gerechten uit een keuken vol koperen pannen, gepresenteerd door de wereldkampioene schoonheid, omhullend een prachtkarakter, een voorbeeldig temperament en begrip en geestig. Opeens kan hij, overmand door zelfmedelijden, niet anders dan snikken. Zoals vroeger op de keukenvloer; zijn hondje doodgegaan, ineens zijn enige vriendje. Maartje het meisje stopte al maar partjes chocola in zijn mond. Zoet verdriet over toekomst zonder Teddy, droevige, lege wereld met misschien best een andere hond in het vooruitzicht. Chéri, zegt Françoise teder, kust zijn tranen en veegt met hand en zakdoek. Je werkt ook veel te hard, stil maar, stil maar. Haar koele hand over zijn warm gezicht, zoekt zijn mond en drukt tussen zijn gesloten lippen een chocolaatje, een Droste-flik. Chocola, nog net eender als in zijn kindertijd, terwijl er zo veel is veranderd en niets meer hetzelfde is of smaakt. Françoise maakt een zacht, sussend geluid. Hij sabbelt op de chocola, smakt erbij. Is zijn mond leeg, wordt die weer gevuld. Het zal meevallen allemaal, het is niet zo erg, het valt mee. Het voelt ziltig op zijn wang. Het valt mee, zo in slaap gesust, naast de mooiste van de wereld en begeerlijk.
| |
| |
En met de smaak van vroeger in de mond. Nog net eender en zoet van chocola.
|
|