| |
| |
| |
[5]
BRAND! Brand! Het gebouw van de ‘Volkstribune’ staat in brand!
Als Sjeng uit het straatje komt gerend ziet hij een dikke rookwolk zich tegen de hemel aftekenen. Kinderen schreeuwen het nieuws, dat zich van mond tot mond en van straat tot straat verspreidt.
Blootshoofd loopt Sjeng de straat over om met eigen ogen de ramp op te nemen. De brandweer is reeds bezig. Twee mannetjes pompen zich het zweet in hun schoenen. Het is een hele karwei om de watertoevoer op gang te houden. 't Lijkt net of de brandweerkereltjes aan 't wipspelen zijn. De zwengel ter weerszijden van de zuiger gaat op......, neer......, op......, neer. Bij ‘op’ en bij ‘neer’ sprietst 'n pisstraaltje uit de koperen afsluitslang 't venster in.
De Sprinkhaan wil met alle geweld naar binnen, maar wordt door 'n verstandige govie tegengehouden.
‘De zaak gaat naar de verdommenis,’ beweert ie met een krijtwit gezicht tegen Sjeng, als die zich bij hem voegt. ‘Daar heb je je nu jaren lang kapot voor gemaakt. Ik zou wel eens willen weten wie 'm dat gelapt heeft.’
De waterspriets is schuld dat de rookkolom hoe langer hoe sterker wordt. Vlammen zijn totaal niet te zien. Het is almaar rook en nog eens rook, die zich door alle openingen en spleten naar buiten perst.
't Is zielig om den Sprinkhaan, die totaal over z'n zenuwen heen is, als een getergde leeuw op en neer te zien ijsberen.
'n Stel socialisten, die niets liever zouden doen dan de taak van de brandweer overnemen, staan bij Sjeng onmachtig toe te kijken.
‘Wie zou 'm dat geflikt hebben?’
Na 'n uurtje is de brandweer het vuur meester. Dat beweren ze tenminste. De rook blijft zich echter met onverminderde kracht naar buiten persen.
Met 'n brandweerman verdwijnt de Sprinkhaan in de
| |
| |
| |
| |
rook, maar komt weer direct, hoestend en proestend, naar buiten en kan geen woord uitbrengen.
De ‘vakman’ schijnt beter getraind te zijn. Hij houdt het 'n minuut langer uit, waarna hij, 'n tranenhoestbui demonstrerend, naar buiten waggelt.
‘Geef er nog maar een straaltje overheen,’ commandeert ie hoestend, ‘dan is de zaak in orde en kan ingerukt worden.’
‘Ik heb niets kunnen zien,’ zegt de Sprinkhaan. ‘'t Was om kapot te gaan.’
Z'n stemgeluid lijkt veel op 't geknars van 'n verroeste sleutel in 'n verroest sleutelgat, zo heeft de rook 'm te pakken gekregen.
‘Ik kom straks nog eens kijken. Ik kan hier nu toch niets doen,’ femelt Sjeng en giftig voegt hij er aan toe: ‘Het is me snotdomme een toestand. Maar ze kunnen doen wat ze willen, desnoods branden ze alles tegen de aarde, ze krijgen ons er toch niet onder.’
‘Ga je vanavond mee?’ vraagt hem een der mannen. ‘Waar naar toe?’
De man komt vlak bij hem staan en fluistert in z'n oor: ‘Wij gaan aan de “gevangenis” een serenade brengen.’ ‘Ooh......, ja, daar ben ik wel voor te vinden. Zouden ze hem nog lang vast houden?’
‘Hij heeft dertien dagen gekregen. Het is vandaag pas de zesde. Wij hebben f 30. - bij elkaar gebedeld voor zijn gezin.’
‘Nou, daar kunnen ze het mee doen.’
‘Je komt dus vanavond?’
‘Ik ben present.’
's Avonds staat een groepje mannen op de Minnebreurenberg, pal voor de gevangenis. Op 'n teken van één hunner beginnen ze als uit één mond 'n socialistisch lied te schreeuwen.
Als de gevangeniscel muren van drie meter dikte heeft, moet de kameraad het nog horen.
Verder als de aanhef komen ze echter niet, want als 'n duiveltje uit 'n kistje verschijnen 'n stel marechausee's en zo eenparig als het gezang begonnen is, breekt het af. De verbouwereerde Cecilianen kiezen holderdebolder het hazenpad.
De marechausee's hebben plezier aan het potsierlijk ge- | |
| |
doe der weghollende zangers. Buiten adem rennen deze naar beneden en kunnen, als ze buiten schot zijn, ook hun lachen niet inhouden.
‘Wat nu?’
‘Ja, wat nu.’
‘Weet je wat! Wij gaan daar opzij voor dat café staan, dan hebben we ze eerder in de smiezen en kunnen ze ons niet overvallen.’
Dit voorstel van Sjeng heeft algemene instemming en het troepje trekt met nieuwe moed bezield naar het café. Eén wil 'n stel straatkeien meesjouwen, om een eventuële nieuwe aanval af te weren, maar hier wil Sjeng niets van weten.
‘Ben je belazerd. Straks zitten we allemaal daar boven.’ Opnieuw heffen zij hun gezang aan. Zij schreeuwen in tien verschillende toonaarden hetzelfde lied, om hun gevangen kameraad te laten horen, dat hij buiten de gevangenismuren trouwe makkers heeft.
De gevangene vindt deze aanhankelijkheidsbetuiging allicht prettig, maar de vrouw, die boven het café woont, mist dit gevoelen ten enenmale. Met 'n nijdige ruk trekt zij het raam open en probeert over het geschreeuw heen te schreeuwen. Als dit niet lukt neemt ze haar toevlucht tot een ander middel. Ze verdwijnt, om even later met 'n emmer water terug te komen, die ze, zonder zich 'n moment te bedenken, op de mannen leegschudt.
Evenals bij de komst van de marechausee's, houdt na deze wolkbreuk de zang eensklaps op. Nu vluchten de mannen echter de gelagkamer in.
Sjeng is er nog het beste afgekomen. Hij heeft 'n natte mouw, terwijl een der zangers veel op 'n verzopen kat lijkt.
De kastelein is op dit onverwachte bezoek blijkbaar niet gesteld, want met 'n vuil gezicht vraagt hij de mannen uitdrukkelijk, er onmiddellijk weer uit te trekken.
‘Geef ons 'ne pot bier!’ gebiedt Sjeng.
‘Nee!’ antwoordt de man.
‘Waarom niet?’
‘Omdat ik hem niet geef.’
‘Zeker omdat wij socialisten zijn.’
‘Ik hou me met dat canaille niet op.’
Dreigend gaat Sjeng naar het buffet, waar de kastelein tegen de achterrek leunt en Sjeng met een minachtend lachje aankijkt.
| |
| |
‘Geel je tien potten bier, of ik zal je laten zien, dat socialisten zich niet laten besodemieteren.’
De man blijft halsstarrig en grimslacht.
Als ie meent dat ie het op deze manier zal winnen, heeft ie het toch bij het verkeerde eind. De mannen scharen zich om Sjeng, die zich sterk voelt en in zijn overmoed de tapkraan zelf wil bedienen.
Als de kastelein hem dit belet, ontstaat er een worsteling over de toonbank heen, waarbij de anderen zich niet onbetuigd laten.
Enkele bezoekers, die hebben zitten kijken, worden nu ook levend en kiezen de partij van den caféhouder. De ene slag brengt de andere. Binnen dit en enkele seconden is het een tumult van je welste.
De man met de natte kleren wordt het eerst voor merakel geslagen. Op handen en knieën kruipt ie naar buiten, gevolgd door enkele anderen, die slaan en trappen om de uitgang vrij te houden.
Al vechtende verplaatst zich het strijdtoneel buiten het café, waar in 'n minimum van tijd de marechausee's weer opdagen.
De zangers hebben floep voor de blauwe dienaren van St. Hermandad en vluchten andermaal de berg af om zich veilig te stellen.
Maar nu lachen de marechausee's niet, want de kastelein heeft 'n gat in z'n hoofd dat zich ernstig laat aanzien. Het is echter 'n onbegonnen werk om 'n vervolging in te stellen. Probeer maar eens in de honderden cafeetjes, waarin duizenden mannen vertoeven, er tien te vinden die toegeven een serenade aan de gevangenis te hebben gebracht.
Sjeng is voldaan over de prestatie. Bij afwezigheid van den Sprinkhaan is hij de baas geweest en hij voelt, dat 'm dit aanvoerderschap niet slecht is afgegaan.
‘Jongens,’ zegt ie tegen de mannen. ‘morgen gaan we opnieuw.’
Alleen de kletsnatte meent, dat ze verstandiger doen om er eerst een paar dagen overheen te laten gaan.
De Sprinkhaan stinkt volledig naar rook, als hij in de grote straat Sjeng tegenkomt en vertelt, dat de zaal en de drukkerij-installatie helemaal verbrand zijn.
‘Ik ga direct 'n geldinzameling houden.’ beweert ie, ‘want zonder “Volkstribune” is de strijd hopeloos.’
| |
| |
De Sprinkhaan moet van de ‘Volkstribune’ leven, dat is z'n enige verdienste en als je geen geld hebt moet je bedelen of sterven.
Als deze gedachte bij Sjeng opkomt, haalt ie de schouders op en mompelt binnensmonds:
‘Och, iemand moet het doen. Als het de Sprinkhaan niet deed, was het 'n ander.’
Thuis is ie opgewekter dan in lange tijd het geval is geweest. Het liefste zou hij het hele gevalletje op de Minderbreurenberg vertellen en de liedjes zingen die ze hebben gekweeld, maar dat durft ie toch niet, want dan zou er onherroepelijk herrie komen.
De volgende dag is het weer huilen. Bij elke speldeprik slaat Sjeng op volle toeren.
Op de steentjesfabriek hebben zeventien jongens het werk neergegooid en hij is er als de kippen bij om zich met het loongeschil te bemoeien.
Ook op de fabriek van ijzeren meubels wordt door 'n twaalftal ontevredenen het werk gestaakt. Het geschil duurt slechts enkele dagen en wordt ten voordele van de arbeiders opgelost.
't Resultaat van Sjeng z'n bemoeiingen is, dat er weer 'n stelletje voor de club gewonnen wordt.
De Sprinkhaan, die z'n handen vol heeft met de heropbouw van de ‘Volkstribune’, prijst hem op echt socialistische wijze, door hem 'n klop op de schouder te geven en te beweren, dat het proletariaat aan hem een groot voorvechter heeft.
‘Wacht maar 's,’ geeft Sjeng ten bescheid, ‘binnen dit en dat krijgen wij nog 'n standbeeld.’
De kans om dit te verwerven doet zich onverwacht voor, want de glasslijpers besluiten diezelfde avond niet accoord te gaan met het aangekondigde gratis potéepasseren. De heren hebben een nieuwe methode uitgedacht. In plaats van de kèsjem-gelden te verminderen worden de arbeidsprestaties verhoogd. Het invoeren van 't ‘potée passeren’ komt overeen met tien cent verlaging. Het ‘potée passeren’ is tien jaar geleden afgeschaft, maar nu schijnt deze bewerking weer nodig te zijn, om het reeds geslepen glas helderder te maken. Evenals de Sprinkhaan niets met de glasblazers had uit te staan, zo heeft Sjeng niets met de glasslijpers te maken. Maar hij voelt zich als socialist één met de
| |
| |
mannen van ‘Vergelding’ en heeft het grootste woord op de vergadering. Alhoewel verschillende glasslijpers tekenen van misnoegen geven, zijn er genoeg op Sjeng z'n hand en het slot van het liedje is, dat hij gewoon mag meepraten.
Meer dan praten en opzwepen kan Sjeng trouwens niet doen, want als puntje bij paaltje komt moet het Bestuur van ‘Vergelding’ de kwestie bij den heer aanhangig maken en als het uitlekt, dat Sjeng deze rol speelt, kan ie er zeker van zijn, dat z'n laatste uur als potjé heeft geslagen.
Geestdriftig vertelt hij tegen Meer van z'n grote daden. Ze luistert gewoontjes naar hem, zo nu en dan knikkend. Rooske zit als 'n bok te bokken en doet alsof 't haar niets kan schelen.
Rooske is in haar zesde maand. Nog drie maanden, dan zal 'n tweede kindje het levenslicht zien. Manuske is 'n jaar geworden en zet reeds de eerste pasjes in de wereld. De kleine krijgt het zelfs klaar om zich aan 'n stoel omhoog te trekken.
't Is nu zo heel anders als toen hun eerste kindje verwacht werd. Toen was Sjeng een en al bezorgdheid en wist hij niet wat ie uit moest denken om Rooske attent te zijn. Nu ziet ie haar nog niet staan en het lijkt, alsof hij voor geen cent interesse heeft voor het komende kindje. 't Zit Rooske erg hoog, deze onverschillige houding van haar man. Ze weet, dat hij veel van Manuske houdt. Dat blijkt uit alles. Hij is trots op z'n kind en kan uren met hem spelen. Rooske is soms jaloers op haar eigen Manuske, dat alle aandacht van Sjeng ondervindt, terwijl zij 'n goed woord moet afbedelen.
Soms wordt het Rooske te machtig. Dan zou ze met fel schreiende ogen Sjeng's onhebbelijkheid willen verwijten. Ze zou hem z'n onbeschoftheid, haar geschokt vertrouwen in hem, in één woord, haar grote desillusie in het gezicht willen slingeren en hem willen afpoeieren met felle scheldwoorden en verbeten gebaren. Ze zou hem als een kat willen bespringen en haar nagels in z'n ogen zetten, haar tanden in z'n vlees. Oh......, Rooske zou als 'n moederdier den man, dien ze met hart en ziel bemint, kunnen aanvallen als den schender van haar geluk.
Rooske draagt 'n kind onder haar hart. Binnen drie
| |
| |
maanden zullen de sluipertjes weer komen en zal ze zich aan de bedplank vastgrijpen. Dan zal Sjeng weer naast haar staan. Sjeng, die nu met pathos z'n eentonig liedje staat te zingen: ‘De glasslijpers moeten de hele mieterse boel neersmijten en zich niet laten ringeloren’. Het bestuur van ‘Vergelding’ krijgt de volgende dag het aangevraagde onderhoud met de directie, waarop de voorzitter de billijkheid van 'n tariefsverhoging voor het ‘potée-passeren’ bepleit.
‘En als ik weiger om meer te betalen, dan staken jullie zeker?’ vraagt de heer met ingehouden toorn.
‘Ja, dat kan niet anders,’ klinkt prompt het antwoord van den voorzitter.
De vuistslag, die de directeur op tafel hamert, doet de inktpot opspringen.
‘Welnu!’ schreeuwt hij buiten zich zelf van woede, ‘staak dan maar. Ik geef geen centiem meer.’
De mannen verlaten het kantoor en als ze de werkplaats betreden steekt de voorzitter 'n speech af, die tot gevolg heeft, dat alle glasslijpers als één man het werk neerleggen en de slijperij verlaten.
De stad is in rep en roer. 't Wordt werkelijk te erg. Zelfs op degenen, die tot nog toe aan de kant der werkgevers stonden, maakt deze nieuwe staking een geweldige indruk en de relletjes die schering en inslag zijn, verhogen de onrust.
De stakers beschikken, evenals dit bij de glasblazers het geval is geweest, over geen rooie cent en op 'n vergadering wordt daarom besloten, dezelfde methode toe te passen als ‘Verbroedering’ deed en de steun van de bevolking te vragen.
De socialisten tonen zich echte vuurvreters. De leider ontplooit een meesterlijke stakings-strategie en de daaruit volgende actie brengt geld genoeg op, om de mensen te onderhouden. Bovendien zijn de chariteits-instellingen op de hand van de stakers.
De heren kunnen dus verwachten, dat het deze keer hard om hard zal gaan.
De werkgevers hebben bij de staking met de glasblazers de ervaring opgedaan, dat het werkvolk tot roekeloos verzet in staat is. Nu zullen ze ervaren, dat het onrecht zich zelfs in de onmogelijkste omstandigheden wreekt. Hun tactiek is echter van een geslepen soort.
| |
| |
De volgende dag staan in de dagbladen twee grote advertenties, waarin wordt medegedeeld, dat zich enkele stakers hebben aangemeld om het werk te hervatten, terwijl in de tweede een overzicht wordt gegeven van de loner die de glasslijpers kunnen verdienen. De lonen variëren van f 1.60 voor slijpers ouder dan 25 jaar tot f 2.78 voor meester-kristalslijpers.
Er wordt echter niet in vermeld, dat deze lonen verdiend worden met vele uren overwerk en het slechts één keer in de geschiedenis der fabriek is voorgekomen, dat een glasslijper, die practisch dubbele schiechten maakte, f 2.78 had gehaald.
In de advertentie vergat men eveneens te vermelden, dat de aanhangige loonkwestie een verlaging van 60 cent per dag tot gevolg zou hebben, wanneer de heren de strijd zouden winnen.
Sjeng is in de victorie. Samen met den Sprinkhaan sjouwt hij z'n hele vrije tijd door naar vergaderingen en besprekingen.
Er is een nieuwe tegenstander op het terrein gekomen in de vorm van een dagblad ‘De Maasstroom’, waarin de samenwerking tussen patroons en arbeiders wordt bepleit en een strenge toepassing van de Pauselijke Encycliek als oplossing voor de geschillen wordt gegeven.
‘Daar heb je het weer. Samenwerking tussen patroons en arbeiders. Dat is natuurlijk iets van de katholieken, maar ze zullen achter het net vissen. Snotdomme, als dat gebeurt zijn de arbeiders voor goed aan de wellust van de heren overgeleverd. Geen samenwerking, maar alleen bittere strijd kan de arbeiders in de juiste verhouding plaatsen.’
Sjeng is hier volledig van overtuigd en met een pak ‘Volkstribune’-gazetten op z'n arm trekt hij door de wijken.
‘Leest de “Volkstribune”!’ roept hij. ‘Het blad van de arbeiders!’
‘Kom hier Sjeng, geef mij er ook eentje,’ klinkt een stem achter hem en als hij zich omdraait om den vrager een blad te verkopen, staat hij pardoes voor Meester Beenen.
Even weifelt hij.
‘Ja zeker,’ zegt Meester Beenen, ‘ik wil er ook eentje van je hebben.’
| |
| |
‘Asjeblief.’
‘Hoe gaat het er mee?’
‘Dat weet U evengoed als ik.’
‘Dat geloof ik niet. Jij zit er beter in.’
‘Wij werken tenminste. Binnen dit en een jaar zal ik U bewijzen, dat we 't bij 't goeie eind hebben.’
‘Ik hoop het voor je, maar ik geloof het niet. Als het ooit beroerd geweest is, dan is het nu. Maar ga je gang, jongen. Ik hoop inderdaad, dat wij elkaar nog eens spreken. Een dronkemansroes brengt altijd een kater.’ ‘Zo, zijn dat Uw gedachten. Enfin, wij kennen elkaar lang genoeg om te weten wat we aan elkaar hebben. Ga gerust Uw gang, ik ga de mijne.’
En om Meester Beenen te bewijzen, dat 't hem menens is, roept hij z'n colportage-leuze hard door het straatje: ‘Leest de “Volkstribune”. Het blad voor de arbeiders.’ Meester Beenen gaat de bouw in, waar hij met z'n vrouw woont. Het is een van de honderden kazernewoningen, waarin tientallen gezinnen in kamers, gangetjes en alkoven zitten opgepropt.
In de stad zijn enkele duizenden één-kamer-woningen, waar gezinnen van zes tot tien personen hun leven slijten. De huishoudens van meer dan tien, hebben twéé kamers. Die kunnen zich wat ruimer bewegen, als ze er tenminste genoegen mee nemen om met twaalf mensen in één kamer te wonen en in de andere te slapen. Verreweg de meesten echter gebruiken de kamers door elkaar. Er zijn er óók waar de ouders in de zit-eetkamer slapen en de bubs kinderen van één tot twintig jaar in de andere liggen.
Sjeng colporteert met ‘de Volkstribune’. Sinds de staking groeit het aantal abonné's met de dag. Z'n klanten zijn vooral de jongeren, die bij de Broeders of de Zusters op school zijn geweest. De ouderen hebben aan zijn gazet niets, om de doodeenvoudige reden, dat er maar weinigen zijn die kunnen lezen. Ze hebben geen gelegenheid gehad zich in deze kunst te bekwamen. Hunne Peer en Meer werkten op de fabriek en zij waren als kinderen aan hun eigen lot overgelaten. En als je dan zélf te beslissen hebt, loop je liever over straat, dan in 'n hok onder de dwang van een schoolmeester te vertoeven. Bovendien moesten zij vanaf hun prille jeugd meeverdienen. Velen werken reeds vanaf hun achtste jaar in de glasblazerij of elders.
| |
| |
Als Sjeng z'n gazetten kwijt is, gaat ie naar 't café, waar de stakers samenkomen. De advertenties in de dagbladen hebben aller aandacht en vooral het geval van de onderkruipers is het onderwerp van heftige gesprekken. Aan 'n tafeltje zit het bestuur een pamflet samen te stellen. Als 't klaar is gaat de voorzitter met het blad papier in z'n hand op 'n stoel staan en vraagt om aandacht.
‘Mannen,’ zegt hij, ‘het is Godgeklaagd dat er dergelijke advertenties geplaatst worden. 't Is volksverlakkerij van het ergste soort. Als de heren menen ons op 'n dergelijke manier te moeten bestrijden, zullen ze 'n blauw rietje te zuigen krijgen. Wij hebben hier 'n circulaire samengesteld die wij zullen rondsturen.’
De voorzitter leest met 'n gebalde vuist de tekst voor, die eindigt met: ‘Medeburgers, wij vertrouwen op U en op ons goed recht. Strijdende voor ons loon, zo dringend nodig voor de grote behoeften van de door ongezond werk zo vroeg versleten glasslijpers, strijden wij voor het beetje welvaart wat ons nog rest, vertrouwende op de sympathie en de steun van de Maastrichtse bevolking.’
‘Dat is duidelijke taal, daar kunnen ze 't mee doen,’ roept Sjeng en klapt er bij in z'n handen.
De arbeiders hebben plezier aan de hak, die den heer zal gezet worden en betuigen door hoerageroep hun instemming.
De mannen zitten aan tafeltjes of hangen tegen de toonbank. Verbeten kerels, die echter niets liever zouden willen, dan morgen weer aan het werk gaan. Het nietsdoen is hun stijl niet. Ze zijn gewend dag aan dag op de fabriek te vertoeven en het fijne kristal te slijpen. 't Zijn overwegend vakmensen, die het ruwe glas tot de mooiste kelken herscheppen.
Velen van deze slijpers zitten met de dood in hun schoenen, te redeneren over 'n beetje loon dat hun wordt gekort, terwijl deze mensen, op de keper beschouwd, kunstenaars zijn, die moeilijk ‘betaald’ kunnen worden. Maar dat interesseert de directie-heren niet. De producten zijn hun eigendom en hoe goedkoper zij ze kunnen verkrijgen, hoe groter de winst zal zijn. Dat interesseert hun alleen......
Vele slijpers zitten aan tafeltjes met de dood in hun
| |
| |
schoenen. Dat komt door de beruchte slijpersziekte. Bij het slijpen ademen zij het fijne stuifsel in hun longen en als ze dit enkele jaren gedaan hebben, zijn deze ‘luchtinstallatie's’ zodanig verruïneerd, dat ze hun functie nog moeilijk vervullen. Dan worden de mannen kortademig. Hun gezichten worden bleek en velen gaan jong de grafkelder in. Maar ja, dat brengt het vak nu eenmaal mee. Voor de mooie kristallen glazen, die aan drinkgelagen gebruikt worden, zijn mensenlevens geen overdreven offers. Daar valt trouwens moeilijk iets aan te veranderen.
Sjeng schreeuwt zich hees om over de aanmoedigingen van de mannen heen te komen. Hij hoort zich zelf graag en doet daarom zijn uiterste best om 't woord te krijgen. ‘Jullie winnen het, zo zeker als één en één twee is. De socialistische kameraden staan aan jullie zijde en als er geld nodig is, kunnen jullie er op rekenen dat 't komt.’
‘Wij hebben jullie geld niet nodig! Wij barsten van het geld.’
't Is inderdaad waar. Het geld komt aan de lopende band binnenstromen en het zal blijven stromen, totdat de arbeiders het welletjes vinden en de patroon zich onderdanig toont.
Het geld speelt voorlopig geen rol en het is daarom, dat Sjeng niet die invloed krijgt die hij wenst.
‘In ieder geval kunnen jullie op ons rekenen!’ schreeuwt hij terug, om het hoofdstuk met goed fatsoen af te sluiten.
Hij verlaat het café, na eerst nog ne grote pot bier te hebben gedronken en 'n socialistische kameraad de klep van z'n pet te hebben recht gezet.
't Is al laat op de avond, maar hij heeft geen zin om naar huis te gaan.
De Sprinkhaan is voor de propaganda naar een naburige plaats en komt misschien vannacht niet thuis. Zoiets kun je van den Sprinkhaan verwachten.
Sjeng is geregeld met hem op pad en heeft behoefte aan 'n dagelijkse omgang met dezen gepolitoerden opruier. Als morgen het pamflet wordt rondgedeeld zul je zien, dat de Sprinkhaan weer met een vracht geld komt aandragen. Die weet uit alles profijt te trekken en toont met klinkende munt, dat hij 't niet alleen bij woorden laat zitten.
| |
| |
Sjeng zou de vriendschap van den Sprinkhaan niet graag missen en toch is er iets dat hem afstoot. Iets onbestemds, dat miert en peutert, maar waarvan hij zich moedwillig geen laars aantrekt. De Sprinkhaan is 'n idealist. Zo beschouwt Sjeng het tenminste. En hij wil dit óók zijn. De heren moeten kapot, daarvoor is niets te veel. De arbeiders zijn waard dat voor hun gevochten wordt.
Thuis is de Zaterdagse poets achter de rug. Het winkeltje is aan kant en de tafel wit geschuurd. Rooske heeft er 'n stuk deken overgelegd en is bezig 'n hemd te strijken. Meer zit in de zedeleer aardappelen te schillen voor de Zondagskost. De waterketel zingt op het vuur.
Sjeng voelt deze dingen aan als 'n weldaad en komt in de verleiding om prettig ‘goeie avond’ te zeggen. Maar hij beheerst zich, waardoor z'n groet 'n rauwe kreet, zo tussen snauwen en huilen in wordt.
Meerke beantwoordt z'n groet, maar Rooske doet alsof hij niet bestaat en strijkt rustig verder.
Daar zit ie dan. Zo gaat 't al weken. Thuis komen, zitten, snauwen, foeteren, eten en slapen. Rooske is er aan gewend. Ze kent het niet anders en verwacht het niet anders.
De ketel zingt op het vuur. Niemand zegt 'n woord. Plotseling, fel, alsof er gevaar dreigt, slaat de bel over. Tegelijk stormt de Sprinkhaan door het winkeltje en valt in de meest letterlijke zin het achterkamertje binnen. Zonder ne ‘goeie avond’ begint ie te vloeken en te schelden.
‘Wat is er?’
‘Weet je 't nog niet? Vandaag hebben ze 't 'm geleverd. Als wij er zijn durven ze 't niet.’
‘Wat is er dan gebeurd?’ vraagt Sjeng met aandrang. ‘Vandaag hebben ze “Verbroedering” op katholieke grondslag geplaatst, de vuilakken.’
‘Wat? Dat is toch niet waar!’
‘Ja zeker, kom maar mee, dan zul je 't horen.’
Zonder met Meer of Rooske rekening te houden grijpt ie z'n pet en smeert 't 'm met den Sprinkhaan de deur uit. ‘Dat heeft 'm die mooie Meester Beenen geleverd, wat ik je brom.’
| |
| |
‘Hij heeft notabene vanavond nog 'n “Volkstribune” van mij gekocht, de huichelaar.’
‘Hoe laat was dat?’
‘'n Uur of negen.’
‘Toen was 't al gebeurd. Maar we zullen 'm krijgen. Er was helemaal geen vergadering, er waren hoogstens vijftig mannen daar.’
‘Waar ga je naar toe?’
‘Naar 't Zwaantje natuurlijk. Daar zitten de mannen te kaarten en ik wil er meer van weten.’
Sjeng zit weer boven op het paardje. Gloeiende spijker, hij beeft als 'n riet van de allegatie.
‘Zo, is dat Meester Beenen z'n methode. Zoiets had ik toch niet van hem verwacht. Maar hij zal 't betaald krijgen, daar kan ie op rekenen. Dat was zeker de reden waarom in de ‘Maasstroom’ over een goede samenwerking tussen patroon en werklieden werd geschreven. Dat is de methode van de katholieken.’
‘Als “Verbroedering” met de heren onder de arm gaat lopen, dan kunnen ze me vierkant de muur over.’
De kaartende mannen blijken 't al lang goed te vinden, dat de katholieke grondslag is aangenomen. Het kan hun weinig schelen en het is inderdaad Meester Beenen geweest die dit heeft doorgedreven, alhoewel de andere bestuursleden er niets voor voelden.
De mannen vinden het vervelend, dat Sjeng en de Sprinkhaan hun komen storen bij hun kaartspel en als de Sprinkhaan voorstelt om Maandagavond het varkentje te wassen, geven ze opgelucht hun toestemming.
‘Dit is dus afgesproken. Maandagavond om acht uur houden wij vergadering en als Meester Beenen niet wil, dan doen wij het zonder hem.’
's Maandagsavonds is er vergadering en Meester Beenen blijkt toch niet zo'n schijthuis te zijn als men wel meent, want om klokslag acht is hij er en neemt met kalme zekerheid z'n plaats aan de bestuurstafel in.
Hij opent zelfs de vergadering en vertelt, dat op de bijeenkomst van verleden Zaterdag, waarop de meerderheid der leden aanwezig was, hij het voorstel deed om op katholieke grondslag te werken. Neutraal is onzin. Neutraliteit bestaat niet. Of het één, óf het ander. De invloed der socialisten is in de stad zodanig, dat
| |
| |
wij een tegenwicht moeten vormen tegen dit groeiend gevaar. Socialisme is een ontkenning van juiste verhoudingen en de klassestrijd, die gepredikt wordt, is voor katholieken ten enen male onaanvaardbaar. Practisch alle leden van ‘Verbroedering’ zijn katholiek en het is daarom vanzelfsprekend, dat wij ook in ons streven naar lotsverbetering de katholieke normen in acht houden......’
‘Dan kunt ge beter uitscheiden. Wij zijn nu al jaren lang door de katholieke normen belazerd. Kijk maar eens......’
‘Mag ik even uitspreken?’ verzoekt Meester Beenen. ‘Ge kunt uitspreken. Wij weten echter goed wat ge wilt.’
‘Ik heb U door!’ blaft de Sprinkhaan, gedeeltelijk om Sjeng te helpen, maar meer omdat hij een kans krijgt z'n aartsvijand 'n gevoelige nederlaag toe te brengen.
‘Ge heult met de zwartrokken. Ze hebben U in het oor gefluisterd om “Verbroedering” katholiek te maken en ge hebt van de gelegenheid geprofiteerd om Uw zin door te drijven. Ik protesteer tegen deze vuiligheid.’ Meester Beenen probeert kort en scherp zijn ingenomen standpunt te verdedigen, maar het blijkt, dat de vergadering Zaterdag eigenlijk niet heeft geweten wat zij deed, toen ze het voorstel van Meester Beenen aannam. De mannen hebben 't meer gedaan om Meester Beenen een plezier te doen. Nu echter blijkt dat er consekwenties aan vastzitten, meent men beter te doen gewoon neutraal te blijven. Of je door de hond of door de kat gebeten wordt, blijft precies hetzelfde. Je kunt beter buiten schot blijven en je zelfstandigheid behouden.
‘Jullie moeten er echter rekening mee houden,’ betoogt Meester Beenen nog, ‘dat het socialisme een positief karakter draagt en wanneer wij nu niet kiezen, het straks te laat kan zijn.’
‘Waarom te laat?’ protesteert Sjeng. ‘Het is nooit te laat. Laten we eerst maar eens zien wat het wordt. En bovendien, wij vragen toch niet, dat jullie allemaal socialist worden. Ik wil alleen niet, dat “Verbroedering” katholiek wordt. Dan ben ik vanaf vanavond geen lid meer en hier zitten er veel die zo denken. Als “Verbroedering” neutraal blijft, kan niemand bezwaar hebben om lid te zijn.’
| |
| |
‘Goed,’ zegt Meester Beenen krachtig, ‘dan zullen we opnieuw tot stemming overgaan.’
Meester Beenen weet, dat het z' nederlaag zal worden en toch doet ie 't. Daar moet je kerel voor zijn.
Met meerderheid van stemmen wordt besloten om in de oude trant door te blijven gaan en na twee dagen van ‘katholieke beginselen’ is de neutraliteit wederom hersteld.
De volgende dag gaat Meester Beenen enkele oude glasblazers bezoeken. Hij heeft echter weinig succes. 't Lijkt wel haast een onbegonnen werk. Meester Beenen wil namelijk 'n katholieke vakvereniging voor glasbewerkers oprichten. Hij beweert, dat hij zonder beginselen niet kan werken en de neutraliteit de beste voedingsbodem voor het socialisme is. Hij meent zich verplicht deze grote stap te doen en vraagt om medewerking.
De arbeiders zijn na de vergadering niet in de goeie stemming. Meester Beenen zou misschien verstandiger doen 'n paar weken te wachten. Daar denkt hij echter niet over. 't Is hier geen kwestie van tactiek. 't Is gewoon 'n kwestie van standpunt en meer nog van overtuiging. Hij heeft zelfs de courage om ook Sjeng te vragen mede-oprichter van de nieuwe organisatie te worden.
‘Geloof me jongen, deze stap is de grootste die ik in m'n leven gezet heb. 't Gaat hier om principes. 't Gebeuren in deze stad is van zodanige betekenis, dat wij kleur moeten bekennen en op hechte fundamenten een beweging moeten opbouwen, die volgens verantwoorde normen, recht en orde kan bewerkstelligen. 't Is uit den boze om te veronderstellen, dat deze omwenteling alleen met relletjes verkregen wordt. Ik heb 't je vroeger al meermalen gezegd: de mensen moeten eerst beter worden, wil men tot juiste verhoudingen komen. Hierbij is het Evangelie de veilige richtingwijzer. Wij hebben de Encycliek Rerum Novarum als leidraad, niet alleen voor de arbeiders, maar evengoed voor de patroons. Alleen op deze basis zal er van een geordende samenleving sprake kunnen zijn. Ik weet, dat je verbitterd bent en daarom naar de socialisten bent gelopen. Ik heb echter vertrouwen in je gezonde verstand en vraag je daarom mee te bouwen.’
| |
| |
Sjeng laat z'n oude vriend uitpraten, alhoewel 't 'n hele toer voor hem is. De rustige manier van spreken irriteert hem en wat de Meester zegt, is al bij voorbaat door hem veroordeeld. Sjeng kan niet inzien, dat de katholieke grondslag 'n oplossing in de problemen kan brengen. Hij ziet alleen den heer, die hem 'n steen in de oven wilde laten plaatsen. Hij hoort den Pater voorrekenen, dat de lonen voldoende zijn. Hij ziet het gehuichel en gekonkel en bovendien ziet hij zich zelf in den persoon van ‘redder der verdrukte massa’.
Spottend komt het over z'n lippen:
‘Maar dan ben je toch aan het verkeerde adres, mannetje. Je zult me niet krijgen voor dit onderkruipersgedoe. Ga gerust je gang, maar denk er aan, dat ik je tegenstander ben.’
‘Het spijt me voor jou, jongen. Enfin, ik heb gedaan wat ik meende te moeten doen. Hier scheiden dan onze wegen.’
Meester Beenen steekt warempel ook nog z'n hand uit, maar Sjeng lacht smalend en draait hem de rug toe. 'n Paar passen verder blijft hij staan.
‘We zullen zien wie het wint.’
Meester Beenen gaat z'n weg, van den een naar den ander, om zieltjes te winnen voor ‘Recht en Orde’.
Enkele dagen later vergaderen zeven mannen in 'n katholiek sociëteitsgebouw. Alle glasbewerkers-congreganisten zijn door den Directeur uitgenodigd en met de persoonlijke bezoeken van Meester Beenen tezamen, is dit een pover resultaat. De kapelaan is ook aanwezig en alhoewel de mannen lust hebben om weer op te trommelen, wordt de ‘R.K. Vereniging van Glasbewerkers’ opgericht.
Op 't moment dat dit gebeurt, knalt 'n ruit en vliegt 'n steen langs het hoofd van Meester Beenen tegen de muur. Gejoel en geschreeuw klinkt in de straat. 'n Tweede ruit sneuvelt. De glasscherven vliegen de kamer in. Buiten demonstreren honderden socialisten en stakers en geen politiemacht is in staat de orde te herstellen. Boven 't gejoel van de menigte uit schreeuwt 'n jonge stem:
‘Onderkruipers! We zullen zien wie het wint!’
|
|