ris zijn plan. ‘Een klooster in de bergen van Oostenrijks Tirol, bij de grauwe zusters van het liefdevol Hart van Jezus. Ze hebben een gastenkwartier, speciaal voor rustbehoevende priesters. Het is er uitstekend. Wat dunkt u?’
‘Ik ben nog nooit op vakantie geweest,’ aarzelde mijnheer pastoor. ‘Enkele dagen bij familie en zo...’
‘Zullen we de knoop dan maar doorhakken?’
‘Oostenrijk is niet naast de deur.’
‘We zullen zo afspreken. Ik gebied u aanstaande maandag de trein te nemen. U heeft dan nog drie dagen om voorbereidingen te treffen. Ik zal een kamer voor u bij de grauwe zusters bespreken.’
‘Maandag...’
‘Vertrekt u voor drie weken.’
‘Ja, maar...’
‘Ik gebied het u.’
‘Dan moet ik gehoorzamen.’
‘Als u terugkomt, praten we nog eens.’
‘U doet me wat aan de hand.’
‘Dat is mijn dagelijks werk pastoor. Hier komen er meer, die met zachte dwang in een bepaalde richting moeten worden geleid.’
‘Noemt u dit “zachte dwang”?’
‘Pastoor Klabbers,’ verzocht de vicaris met nadruk, ‘doe wat ik zeg. En doe het blijmoedig. Ik ben ook in de zielzorg geweest. Als ik in uw plaats was, zou ik wellicht drie weken vakantie ook hard nodig hebben.’
De pastoor gaf de vicaris-generaal een hand.
‘Dank u,’ zei hij. ‘Dank u...’
Toen pastoor Klabbers weg was, klopte de hoogeerwaarde manager van het bisdom zijn pijp uit en stopte een nieuwe. Na ze te hebben aangestoken, maakte hij op een bloknote een aantekening en drukte op de bel. De volgende klant was aan de beurt...