| |
| |
| |
Antwoorden teksten 28 t/m 32
| |
28 Der leken spieghel
1 |
werkwoord; zonder dralen, onverwijld. |
2 |
te + der scolen; te wordt gevolgd door een datief; hier: 3e nv. vrouw. enkelv. |
3 |
Ook al zou het er zich niet toe bepalen, ook al zou het niet op school blijven. |
4 |
Het gezegde van r. 2: sal (ter scolen) zetten. |
5 |
We nemen aan dat en een samensmelting is van het (plaatsond.) + en (negatie). |
5 t/m 8 |
Balansschikking. |
6 |
Die niet ..., of: of hij .... |
6 |
Naar r. 8. |
8 |
Geschreven tekst (schriftelijke akte bijv.). |
5 t/m 8 |
Want er is geen ondergeschikte of heer, die er geen voordeel en aanzien en vaak ook veel gemak door verkrijgt (of: of hij verkrijgt er voordeel ...), als hij een geschreven stuk kan lezen. |
9 |
Onder zijn toezicht heeft. |
10 |
Sullen = moeten. |
10 |
Onder de tucht(stok). |
11 |
Je moet het kind met verstand (gewetensvol) naar je hand zetten. |
13 |
Woort = spreuk, uitspraak. |
14 |
Hi die de roede spaert = ond.; haet = gez.; sijn kint = l.v. |
15 |
Hof (hoefschelike is oorspronkelijk: zoals aan het hof gebruikelijk was). |
16 |
Zowel - als; telwoord (Zie blz. 75) |
7/8 |
Lett.: Een deel van je grote winst hangt af van vriendelijk en minzaam groeten. Vrijer: Je krijgt een stuk krediet bij de mensen als je ze vriendelijk en minzaam groet. |
18 |
(part.) gen., afhankelijk van een deel. |
19 |
Bemind; lieftallig. |
20 |
Het uit en (= het + en). |
20 |
Helemaal niets. |
22 |
Het openbare leven; gaan. |
24 |
Te + elker siden: 3e naamval vrouw. enkelv. |
25 |
Want van paardrijden hangt voor hen veel af, want paardrijden is belangrijk voor hen. |
26 |
Nee; hier: steekspel van man tegen man. |
27 |
Achtervolgen en terugtrekken. |
28 |
We hebben hier te maken met een infinitief. Deze wordt in de gen. en de datief als een zn verbogen. Hier, na met, in de datief. |
28 |
pleghen/plien (in het rijm) - plach - plaghen - gepleghen/gheploghen. |
29/30 |
die wel connen riden. |
29 |
ervan (bepaling bij vordeel); het wel connen riden. |
1 t/m 30 |
waert (13), grueten (16). (Zie blz. 26) |
| |
| |
| |
29 Spiegel historiael
1 |
Meervoud, naast het oorspronkelijke woord riddere komt sinds de 14e eeuw ook ridder voor (V.L.I, 10) en woorden op -er vertonen in het meerv. soms geen uitgang. (Zie blz. 29) |
3 |
Voorbij (Men was klaar met het eerste gerecht). |
4 t/m 6 |
Hij liet een schildknaap met een stok/staf tegen een kozijn van een venster slaan om stilte te verkrijgen. (Ere (5) is door syncope ontstaan uit enere.) |
5 |
Er is geen bezwaar tegen hier een datief aan te nemen. Het woord een wordt in de datief mann. soms niet verbogen (zie blz. 34); de groep der cnapen is een nabepaling bij een en staat als zodanig in de gen. |
6 |
Het komt wel voor, maar komt ook heel vaak niet voor. (Zie blz. 61). |
8 |
Dat (Das komt voornamelijk in het rijm voor). |
9 |
Minere (syncope); datief (na bi). |
9 t/m 11 |
Bij mijn kroon zweer ik dit: Vóór hier vandaag verder eten op tafel komt, moet ik een nieuwstijding hebben gehoord. |
12 |
Er is sprake van een wens. |
12 |
Niemare. |
12 |
Aangenaam/nuttig moge zijn. |
14/15 |
Heel snel aangereden. |
16 |
wonderlijc en met bloede bespringet echt al versch. |
17 |
Bloede. |
19 |
Versaect en oec blode; bijzonder laf; tautologie. |
21 |
(Betr.) bijwoord (met ingesloten antecedent): daar waar. |
20/21 |
Met hoeveel tegenzin zouden ze daar komen waar gevochten zou moeten worden! |
24 |
Zit te schudden (zenuwachtige bewegingen maken). |
25 |
Wdb.: verwect = vrolijk; onverwect is dus ‘treurig, somber’. |
25 |
Hovede = hoofd. |
27 |
a twee; b (als de man twee ridders aanwijst) hen tweeën; c (als de man een groep ridders aanwijst) twee van hen. (Zie blz. 70) |
29 t/m 31 |
Uw land is aan de mensen uit Wales beter bekend dan aan u. |
30 |
Wel. |
31 |
Is + et (rekking van de eerste klinker in open lettergreep). |
32 |
Omschrijvend hulpwerkwoord. (Zie blz. 49) |
36/37 |
En als u dit niet wreekt, dan zeg ik dat u geen koning bent. (Met andere woorden: dan bent u een waardeloze koning.). |
| |
30 Meester Jan Ypermans surgie
1 |
Van verschillende voorwerpen die in de oren terechtkomen; het betr. vn dat heeft hier een meerv. antecedent (zie blz. 34.) en de pv. is enkelvoud, congrueert met het enkelvoudige dat. |
2 |
Pit van een vrucht (zie r. 7). |
2/3 |
gelike is het kernwoord; het heeft als voorbep. dies (lett.: het gelijke van dat) en als nabep. van andren dingen; gelike is een zn; vertaling: een ander voorwerp dat daarop lijkt. |
| |
| |
3 |
Alse - dingen. |
3 |
Enegen is als een bn (3e nv. mann.) verbogen; vrient behoort tot de woorden die in het enkelv. geen uitgang hebben. (Zie blz. 29) |
4 |
Er is sprake van een bijzin van gevolg; het antwoord ‘er is sprake van een advies’ is ook goed. Dat geldt in ieder geval ook voor de vormen van de aanv. wijs in 11, 12 en 13. |
5 |
En laat hem daarna zijn adem inhalen; hale is 3e pers. geb. wijs. (Zie blz. 37) |
6 |
Onderschikkend; betekenis: alsof. |
7 |
Olie van rosen. |
7 |
Jawel. Men mag er immers alleen maar olie in druppelen als er een kersepit of iets dergelijks in zit; met andere woorden: eist - steen is een bw. bep. bij gietet - warm. |
8 |
Olie van rosen al warm (7) |
9 |
Er mag geen olie in als er een tarwekorrel (twee woorden: korrel van tarwe), een peulvruchtje of zoiets in zit; deze zouden uitzetten door het vocht. |
11 |
Gietet - warm (7) |
10/11 |
ende + die > entie; cricke is een ontronde vorm van crucke. (Zie blz. 26) |
12 |
L.v. (gebiedende zin). |
12 |
liden - leet - leden - leden; betekenis: gepasseerd/voorbij. |
14 |
Het is een pred. toevoeging (bep. v. gest.) bij het niet uitgedrukte onderwerp van de zin in de geb. wijs. (Vgl. nnl.: Ga niet dronken achter het stuur zitten) |
11 t/m 14 |
Je moet met het haakje langs het voorwerp schuiven, het daarna zo draaien dat het omgebogen stukje eronder zit en het daarna naar buiten trekken (in de hoop dat het voorwerp mee naar buiten komt). |
15/16 |
Het moet goed glad zijn (wel slecht) en van boven stomp/afgerond/niet scherp (blonc). |
15 |
Doe nu eerst je werk en graag netjes; hij heeft een auto en wel een Ford. (We noemen dit een specificerend ende of en.) |
16 |
nat; netten = nat maken, bevochtigen. |
18/19 |
Het gebeurt soms .... |
20 |
Bij om dat - gesteken; ondeskundigen hebben dus al geprobeerd het vreemde voorwerp uit het oor te krijgen, maar daardoor is het er nog dieper in gaan zitten. |
23 |
(Er zit) een groot risico (aan een dergelijke ingreep.) |
23/24 |
Het woord quaet. |
| |
31 Van sente Waernere
2 |
storten; Vlaams: korte u voor o. (Zie blz. 26) |
5/6 |
(Voorl.) meewerkend voorwerp; herhaald in -m van Ghéuem (8). |
5 |
Deze groep zou eigenlijk in de datief moeten staan (allen den ghenen). Misschien de nom. door de geïsoleerde plaats vooraan in de zin? |
6 |
(betr.) bw: daar waar. |
7 |
L.v. |
| |
| |
8 |
Het geven van salujt - dach. (Alleen) God is in staat iemand heil, geluk en een zegenrijke dag te schenken. |
8/10 |
Op grond van Alle de ghene in 5 en si in 12 moeten we wel aannemen dat we hier met het meerv. hem in enclisis te maken hebben (hoewel -m weinig voorkomt; meestal wordt -n gebruikt). Het woord sine is hiermee niet in tegenspraak omdat dat in het Vlaams ‘hun’ kan betekenen. (Zie blz. 32) |
12 |
Ondersch. vw: als, wanneer. |
12 |
Ghedinken (‘in gedachten vertoeven bij’) heeft een gen. object bij zich; het woord doet is vrouwelijk, we zien dus de uitgangen van de 2e nv. vrouw. enkelv.; scarper zal hier wel ‘vreselijke’ betekenen. |
13 |
Een jonge knaap (kinsscen < kintscen door assimilatie). |
14 |
Het onz. betr. vn dat kan een antecedent van een ander geslacht of getal hebben. Dat is hier het geval: ionghelinghe is mann. |
14 |
Worden; doet bliven = dood gaan, sterven. |
14 |
Onlangs. |
16 |
Betr. vn met ingesloten antecedent. |
16 |
Naar de in 13 genoemde knaap. |
16 t/m 19 |
die (16) - doen (17) = aanloop, voorl. ond. dat herhaald wordt in si (18); si (18) = ond.; moeten (mogen) besitten = gez.; dat evssce (eeuwige) leuen = l.v.; sonder sneven (zonder mankeren) = bijw. bep. van mod.; Met - here = bijw. bep. v. omst.; in hemelrike kan een bep. zijn bij ghode onsen here en is dan een deel van de bijw. bep. van omst., het kan ook een zelfst. bijw. bep. van plaats zijn. |
19 |
Het lidwoord kan ontbreken bij zaken die enig zijn in hun soort. (Zie blz. 68) |
22 |
Een lijdensgeschiedenis. |
24 |
Zoals ik het ken (heb horen vertellen). |
25 |
Voorzetsel; in de buurt van. |
26 |
Het ond. ontbreekt. Als onderwerp moet je dat van de vorige zin aannemen, alleen nu bepaald in plaats van onbepaald: die iuede of hi. Het wegblijven van het ond. in een zin die met ende begint, komt met name veel voor bij het ww heten (Zie blz. 46) |
27 |
De plaats Bacharach. |
28 |
Een bijw. bep. van tijd die een herhaling uitdrukt staat in de gen. (vgl.: wekelijks). |
25 t/m 29 |
In de buurt van Keulen, te Bacharach, daar woonde een jood, Isaac geheten (lett.: en die heette Isaac), bij wie al de joden van de stad ieder jaar hun bijeenkomst hielden en ook het feest ter ere van hun Pasen (of: hun Paasfeest). |
31 |
Waarschijnlijk dient de punt hier om het enjambement tussen 30 en 31 te benadrukken. |
33 |
Zoals ik gehoord heb. |
34 |
Zie blz. 70: twee, zij met hun tweeën, twee van hen; de vertaling moet hier luiden: twee, omdat er hier voor het eerst over deze twee mensen gesproken wordt. |
34 |
a echt waar (een opmerking van de auteur), b zonder kwaad vermoeden (een bijw. bep. bij r. 35), dus zonder dat ze in de gaten hadden dat ze iets verkeerds deden. |
| |
| |
33 t/m 38 |
In Bacharach woonden twee mensen als man en vrouw, maar hun huwelijk was eigenlijk, zoals nog zal blijken, door de kerk niet geoorloofd. (N.B. In het vervolg van het verhaal blijkt dat de ouders van Werner te naer waren belanc (te na verwant waren).) |
39 |
Kregen. |
41 |
Hww van caus.: De ouders lieten het kind naar de kerk dragen om gedoopt te worden; omschrijvend hww: zij droegen het zelf naar de kerk. Het eerste lijkt meer in overeenstemming met de historische werkelijkheid. Met in 42 zal dan ook wel ‘door’ betekenen. |
42 |
Verwanten. |
42 |
Theoretisch kan sinen naar -t (41, een cnapelijn uit 39) en naar dese twe verwijzen. In het Vlaams kan sinen ook een meerv. vn. zijn. Het laatste ligt mijns inziens het meest voor de hand. |
43 |
Om te laten dopen. |
43 |
ghere; begeerte, godsdienstige ijver, vroomheid. |
46 t/m 50 |
a De zin loopt niet goed; misschien is Daer (48) een verschrijving voor Dat? b Het ond. si ontbreekt in 49. Dit kan uit de voorafgaande regel afgeleid worden; het weglaten van het ond. in zo'n geval is niet ongebruikelijk in het mnl. |
51 |
Nee; een zn-groep (dit kint) als voorbepaling in de gen. komt in het nnl. alleen nog maar voor bij eigennamen (Piets fiets). |
54 |
wildi ( = wilt/wildet ghi): als gij (jij) dat wilt (bijw. bep van voorw.). |
55 t/m 59 |
Te biechten gaen/verlien; sonden/quaetheden/ontwetteleke daede. |
57 |
Ontstaan uit ende + den (Vlaams). |
| |
32 Exempel
1 |
Onderschikkend, het leidt een bijzin in; betekenis: omdat. |
1 |
Het is een herhalende bijw. bep., een hervatting van Nu. (Het gedeelte want - hebben moet je als een soort tussenzinnetje beschouwen.) |
1/2 |
Een zeer merkwaardig/bijzonder voorval. |
2 |
De groep is een nabepaling bij jair en staat dan ook in de 2e nv. (enkelv.). Het woord here wordt zwak verbogen en heeft dan in de gen. een -n; onse wordt als een bn verbogen: de gen. -s is daar echter opgegaan in de stam -s. |
3/4 |
In theorie zijn er twee antwoorden mogelijk: a de allerslechtste oude vrouw die bestaat (een exclusieve superlatief), en b een oude vrouw die de eigenschap ‘slechtheid’ in zeer hoge mate bezit (een partitieve opvatting) (zie blz. 68/69). Aangezien de oude vrouw hier niet met anderen vergeleken wordt (bij wie ze ongunstig af zou steken), ligt de laatste interpretatie hier het meest voor de hand. |
4 |
Meewerkend voorwerp/tweede object bij het nw. gez. óf bep. bij vriendelic. (Zie blz. 42) |
4 |
Den ioden. |
4 |
Bijw. bep. van doel; om te doden. |
5 |
Verkleiningssuffix; -kijn. De klinkers in onbeklemtoonde syllaben werden vaak als -e geschreven. (Zie blz. 25). |
| |
| |
7 |
2e naamval meerv., afhankelijk van veel (part. gen.). Het onz. woord laken (verg. r. 10/11) kan in het meerv. zonder uitgang voorkomen. (Zie blz. 29) |
7 |
Maakten dicht (met een prop bijvoorbeeld). |
8 |
Naar dat maechdeken (onz.). |
8 |
Haren (Hier, en ook in si in 8, wint de gedachte aan het vrouwelijke het van het grammatisch geslacht.) |
8/9 |
Met zeer grote (of: de grootst mogelijke) spoed/ijver/animo. (De begrippen ‘snelheid’ en ‘kracht’ vloeien soms in elkaar over.) |
9 |
ontfaen (‘opvangen’) - ontfinc - ontfinghen - ontfanghen; Hollands (zie blz. 26); de spelling jair in 2. |
10 |
zorgvuldig; ernst - ernstig/naarstig. Het bn nernste (en variante vormen) is waarschijnlijk ontstaan uit de combinatie in ernste. Het zn nernst zal later weer naast het bn (en bw) ontstaan zijn. |
10 t/m 12 |
Ze wierpen haar bij de stad in het water en wierpen veel brokken steen op haar (om het lichaam te verzwaren). (Waarschijnlijk is hier sprake van een van de stadjes aan de Rijn, waar veel joden woonden.) |
10 t/m 12 |
Doe (...) worpense die ioden (...): Het l.v. gaat hier aan het ond. vooraf. Omdat het l.v. een onbeklemtoond woordje is, hecht het zich gemakkelijk aan de pv. |
12 |
Gen. enkelv., afhankelijk van veel; steen is hier een stofnaam en kan daarom zonder lidwoord voorkomen. |
13 |
Telwoord: Een lidwoord kan niet na hoer (bez. vn) komen. |
13 |
Zaken die enig zijn in hun soort, kunnen zonder lidwoord voorkomen. (Zie blz. 68; vgl. echter r. 23/24) |
14 |
Bewogen. |
16 |
Zodra. |
17 |
Wederkerend: verhief zich van de grond. |
17 |
Ging zitten. |
18 |
Net/juist; het woord is een bepaling bij oft - barmherticheit. |
18 |
-t uit oft. |
19 |
Een part. gen. afhankelijk van een half ure. |
20 |
Hollands. |
21 |
bersten - barst - borsten - geborsten. |
20 t/m 23 |
De boosaardige joden werden er naar toe gebracht (naar het lichaam) en onmiddellijk barstten al de wonden van het lichaam open en als een bewijs/getuigenis van de slechte daad kwam/stroomde er heel veel bloed uit de wonden. (Lett.: stortten de wonden heel veel bloed uit.) |
24 |
Klankwettige verl. tijd (werden - wart - worden - geworden). |
24 |
Aangezet/opgewekt. |
24 |
Tweede naamval vrouw, enkelv. (nabepaling bij wrake). |
25 |
Op grond van sommige aanwijzingen. |
25 |
Waardoor men verdenking opvatte. |
26 |
Tot bekentenis gebracht. |
26 |
Voornamelijk. |
26 |
Doordat. |
26 |
Meervoud: zie voor de vorm zonder uitgang, blz. 29. |
30/31 |
Ze hebben zelfmoord gepleegd. (De joden lieten zich vaak liever door elkaar doden, of pleegden liever zelfmoord, dan dat ze in handen van de christenen vielen.) |
| |
| |
31 |
Het hele voorafgaande gedeelte (r. 1 t/m 31). |
31 |
Als waar gebeurd, naar waarheid. |
31/32 |
oerde (de orde van de predikheren = de Dominicanen). |
32 |
namelijk, te weten. (Zie Wdb.: vw alse). |
|
|