24 Nibelungenlied
Het Nibelungenlied beschouwt men als het beroemdste epos van de Middelhoogduitse literatuur. Het zal kort na 1200 zijn ontstaan en het is van de 13e tot de 16e eeuw bijzonder populair geweest. Het gedicht heeft een geheel eigen strofenbouw: strofen van vier regels met gepaard rijm, die uit vier dubbelverzen bestaan met ieder 6 (of 7) heffingen; vaak heeft het vierde dubbelvers een extra heffing.
In het eerste deel van het lied zouden verschillende sagen uit de 6e eeuw (uit het Merovingische rijk) verwerkt zijn; aan het tweede deel ligt waarschijnlijk een Frankische sage uit de 5e eeuw ten grondslag. De hoofdpersoon in het eerste deel is Siegfried (zegeurijt in het mnl.), een koningszoon uit Xanten aan de Nederrijn en eigenaar van de grote schat van het dwergenvolk der Nibelungen. Hij huwt met Kriemhild, de zuster van Gunther (guntheer in het mnl.), een der koningen van de Bourgondiërs. Twisten tussen Kriemhild en Brunhild, de vrouw van Gunther, zijn er de hoofdoorzaak van dat Gunther Siegfried tijdens een jachtpartij laat vermoorden. In het tweede deel staat de wraak van Kriemhild over deze gebeurtenis centraal.
In de 13e eeuw is dit epos in het Brabants vertaald. Van deze vertaling zijn slechts twee fragmenten (origineel of afschrift) bewaard (samen 140 regels). De oorspronkelijke strofenbouw is nog herkenbaar. Ik geef een gedeelte uit het eerste fragment naar de uitgave door M. Gysseling in Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300), II, 1, 's-Gravenhage 1980. (De opgeloste afkortingen zijn hier echter niet gecursiveerd).
Er is een jachtpartij georganiseerd door Gunther (die voor Siegfried noodlottig zal aflopen). Gunther heeft op de hoorn laten blazen ten teken dat het eten klaar is bij zijn tent. Op weg naar de maaltijd weet Siegfried