23 Meester Jan Ypermans surgie
In het begin van de 14e eeuw is er een zekere meester Jan als chirurgijn in Ieper werkzaam geweest. Hij heeft zijn kennis van de medische wetenschap in de volkstaal opgeschreven terwille van zijn zoon, ‘die soe jonc was dat hy hem niet wael en verstont in gramariën van die boeken die sijns vaders waren’ zoals we kunnen lezen in het begin van een van de vier handschriften die we van dit werk bezitten.
De tekst wordt gegeven naar het oudste hs., het Brusselse, van 1351 (Kon. Bibl. Brussel, sign.: Ms. 15624-41), zoals dat is uitgegeven door E.C. van Leersum (Leiden 1912).
Hier volgen eerst enkele regels uit de inleiding van dit medische handboek en daarna geef ik een gedeelte uit hoofdstuk 5 van het Eerste Boek over het hechten van wonden. (Hoezeer het Latijn de taal van de geleerden was, blijkt uit de eerste zin!)
1Hic incipit cyrurgia magistri Johannis domini ypermans quam ipse 2 compilavit et in teutonico redegit filio suo. Omme dat hi begerde dat hi 3 propheteren soude met sire consten ende met sire leringen Ende metter 4 leringen van vele groetere meesters ende uut vele goeden auctoers getrect 5 also men hier na vinden sal op surgie. Ende oec so salmen hier in leren 6 wat surgye es ende wat surgyen toebehort.
7Ende alse ene wide wonde es geslagen met .1. swerde of dies gelike. essi te 8 wijt. so naytse. ende begint in die middewert ofter .3. poenten toe 9 behorden. ende ofter .2. poenten toe behoren so naytse slecht gedeilt. 10 ende doet der in ene wieke daer dat etter uut lopen mach. ende stect die 11 steken so diepe. dattie wonde also wel slute in den bodem alse boven. so 12 datter geen etter in en gadere also na alse ghi moget. Want als men die 13 wonde boven nayt ende in den bodem niet en slut. so vergadert gerne 14 etter in den bodem. ende dan so comter af somwile lanc werc. datmen 15 heet fistel. also men u hier na sal seggen. ende bedieden wat die festel es 16 ende waer af si comen.
17Ende die naelde daer men wonden met nayt die moet siin .3. cantech. 18 entie oge moet siin gegracht. dattie draet mach liggen in die gracht. so en 19 werdet niet te dickere an die oge. Ende die draet ware goet gewast hi 20 soude tfleesch te noeder sniden ontwee. of nemt 1. roden zidinen draet of wit 21 ziden draet. Ende ofter enech splinter in si van benen, so doet ute eer gi 22 die wonde nayt. Ende altoes wacht wel datter geen dinc in en si eer gise 23 nayt.
24Ende of gire niet en sijt toe geroepen van ierst. ende gise droge vint. so 25 verscht die wonde ende screept haer canten ende doetse bloeden met 26 enen sceerse. ende dan naytse. Ende of haer .2. lippen verre siin 27 versceeden. so doetse iemen te gadere duwen met beide sinen handen.