De spelen van Gijsbrecht van Hogendorp
(1932)–Gijsbrecht van Hogendorp– Auteursrecht onbekendLof-dicht
Hollantsche Rymers, hoe! wat moocht ghy toch gaen
zoeken
Stof om te rijmen in Latijns', en Griecksche boeken,
Daer waerder stof nochtans u zelfs niet en
onbreeckt?
Blijft t' huys, laet Grieck zijn Griecks,
Latijn 't Latijns, en Franck
5[regelnummer]
Zijn Frans: beschrijft ghy 't uws in taal, die (Godt zy
danck)
Geen weerga vindt, dat 's duyts, en dat duyts dat ghy
spreeckt.
Van Hogendorp wist dat,
daar om heeft hy beschreven
In dat duyts's Princen moort, die eewich nu zal
leven,
Al heeft hem een Tyran verradelijck doen doo'n:
10[regelnummer]
Nu leeft hy in de ziel van volk'ren zeer vermeughen,
Ga naar voetnoot10
Die 't moorden eewelijck met wil van wraack zal heugen,
En die 't oock wreken door
Prins Maurits zijn Zoon.
Ga naar voetnoot12
Hollandtsche Rijmers, komt met kranskens van Laurieren
't Wijse gehelmde hooft van Hoghendorp
vercieren.
15[regelnummer]
Getrouwe landt-zaat, die 's Landts welvaert
steets betracht.
Eert Hoghendorp, en leert zijn Dicht u jonge
kind'ren,
Dan zal dit Neerlandts haet op Spaengien niet vermind'ren,
Maer eewich duren en vertreen de Spaensche macht.
S. Koster.
|
|