zwaaide en riep en even later met reuzensprongen van het duin naar beneden kwam.
‘Hoi!’ riep Pia, toen ze naast me neerplofte.
Ze deed haar schoenen van haar voeten en goot er zand uit.
‘Het ging niet,’ zei ik.
‘Dat zag ik,’ zei ze. ‘Ik zat daar’. Ze wuifde een beetje in de richting van waar ze gekomen was. ‘Had je geen zwembroek?’
‘Ik wilde helemaal niet zwemmen,’ zei ik.
Het water kwam nu snel op en grote stukken strand liepen zienderogen onder. De balken van het vlot waren een stuk naar links, maar ook meer naar het strand terug gedreven. De golven lichtten de stukken hout telkens even op. Dat hele vlot was één grote mislukking.
Ook Pia keek waarschijnlijk naar die balken.
‘We hebben thuis van die grote nieuwe spijkers,’ zei ze en ze gaf aan hoe groot die joekels van spijkers bij hun thuis wel niet waren.
Maar met nieuwe spijkers was het geval ook stukgegaan. Het vlot was niet stabiel en het zat krakkemikkig in elkaar. Zo'n vlot moest je natuurlijk met schroeven en bouten en stukken ijzer stevig ineenzetten.
‘We hadden best met ons tweeën een vlot kunnen maken,’ zei Pia.
‘En dan samen onder water verdwijnen zeker...’ zei ik.
De zon kwam snel, zzzz, als Superman tussen de wolken door, en was even geel als een zon op een kindertekening.
Misschien kwam het door de zon, of misschien had mijn opmerking haar op een idee gebracht.
Ze ging staan. Ze bewoog haar armen als vleugels, eerst langzaam en een beetje doorbuigend alsof haar handen slappe vleugeltippen waren die altijd net te laat