haar naar fietsers spuwen. En ze veegt haar neus aan haar mouw af. Maar ja, hoe kan het ook anders met zo'n moeder en zo'n vader die drinkt en slaat. En met zo'n zus, hoe heet ze ook al weer, ook al zo'n lellebel!’
Ik wist toen niet wat ze met een lellebel bedoelde. Ik vond het wel een leuk woord. En ze had hier en daar ook wel gelijk. Pia veegde haar neus wel eens aan de mouw van haar jas af en ze spuugde ook wel eens van die kleine kloddertjes witte spuug, dat had ik wel eens gezien. En dat haar vader niet mals was wist iedereen in de buurt.
De huizen waar we in woonden waren opgetrokken uit gebrekkig materiaal en als hij zijn vrouw of dochters sloeg hoorde de hele buurt het. Je hoorde de vader tegen de moeder gillen en de moeder tegen de vader. Je hoorde het breken van glas of vaatwerk. Je hoorde de kleine Trudy hartverscheurende geluiden maken en Poppy en Pia huilden of kermden mee en de hond blafte en de buren schudden hun hoofd en zeiden: ‘Nou, nou!’
Meer niet. Ze deden nooit wat. Ook niet toen hij zijn dochter Poppy tijdens een gevecht in haar wang had gebeten en haar daarna met veel getier en gekrijs een nacht buiten had gesloten. Eerst was ze kwaad weggelopen, maar van Pia hoorde ik dat ze in het schuurtje had geslapen.
In ieder geval was het een man waarvoor je op je hoede moest zijn, vond ik.
Ik had eens gezien hoe hij het witte konijn van Pia bij zijn nekvel greep en het met touwtjes aan de achterpoten aan de waslijn hing. Het dier slingerde zich eerst wild heen en weer en ik hoorde de man lachen en praten. Het spartelen hield op toen hij met een mes een paar keer langs de hals van het konijn gegaan was. Bloed viel in een straaltje op de klei in de tuin. Daarna sneed hij