Het vlot
(1988)–Wim Hofman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
ten bank stond, gaven wij elkaar duwtjes met de ellebogen en wezen wij met ons hoofd naar de bank. We wisten wat er gebeuren ging. Om beurten moesten een paar jongens op hun buik op de bank gaan liggen, met de armen aan de ene kant en de benen aan de andere kant. Op een teken van de meester begon het. Hij riep dan: ‘Intrekken, spreiden en sluiten. Intrekken, spreiden en sluiten!’ Dat sloeg op de benen. Met de armen moesten een soort rondjes in de lucht gemaakt worden. Dit werd ‘droogzwemmen’ genoemd, omdat er in het geheel geen water aan te pas kwam. Je hoefde niet eens je kleren of schoenen uit te doen. Je kon gewoon met je jas aan zwemmen! Echt goed zwemmen leerde je er dan ook niet van. Hoe je ook bewoog en spartelde, je kwam geen millimeter vooruit. Een enkele keer als we te hard bewogen, dan viel de bank wel eens om, met zwemmers en al. Dat kon pijn doen, maar we moesten ook lachen. Verdrinken deed je daar toch niet op die tegels. Echt zwemmen kon je leren bij het zwemschip. Dat was een oude rood-wit geschilderde schuit die sterk leek op de ark van Noach in de kinderbijbel. De hokken waar eigenlijk de dieren in hoorden te zitten, waren de badhokjes. De boot lag altijd stil aan de kant van het kanaal. Als je bij de reling stond kon je witte of paarse kwalletjes zachtjes zien dansen in het stille groene water. Dat water werd onrustig zo gauw als het slachtoffer aan een touw naar beneden werd getakeld. Mijn oudste broer was een van deze slachtoffers. Hij was dan gehuld in een harnas van kurken blokken en touwen. Eerst zwom hij door de lucht en maakte een perfecte schoolslag, al schoot hij daar niets mee op. Eenmaal in het water, veroorzaakte hij een woest gespetter | |
[pagina 114]
| |
en de badmeester, die het touw vasthad, riep: ‘Intrekken, spreiden en sluiten, een slokje water geeft niks!’ Dan spoog hij zijn sigarettepeukje het kanaal in bij de kwalletjes en het afgemaaide gras dat daar dreef. Dat kondigde het einde van de les aan: het snel ophijsen van mijn broer om hem daarna van grote hoogte het kanaalwater in te laten plonzen. De badmeester vertelde ons dat dit was om hem eventuele watervrees kwijt te laten raken, maar volgens mij kreeg hij het er juist van. Mijn broer gilde op zo'n moment verbijsterend hard. De vogels op de kanaaldijk sloeg de schrik om het hart en de vissers die er zaten gingen sissen of kwaad met hun tong klakken. Mijn broer maakte allerlei ingewikkelde slagen door de lucht en in het water en gilde waarschijnlijk onder water gewoon door. Op de weg terug naar huis, bleef hij het zoute kanaalwater uitspugen en hij bewoog af en toe zijn hoofd zijdelings naar de grond om water uit zijn oor te laten lopen. Mijn moeder die meestal meeging, zei dan dat hij zich aanstelde en dat zij al lang spijt had van die dure lessen. Ik besloot daarom mezelf maar zwemmen te leren en oefende thuis weleens droog op het zeil van de kamer. Maar ik ging vaak naar het strand en het duurde niet lang of daar dreef ik zoetjes onder het goedkeurend oog van de zon in het schitterende water van de zee. |
|