Het vlot
(1988)–Wim Hofman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
Ook ik had een oud jampotje bij me en het raakte al aardig vol met kleine diertjes die tussen aangespoeld wier en stro zaten. Het ging om tamelijk dikke kevers met vuilgele ruggen en zwarte streepjes daarop. Hun kop was een beetje oranjeachtig. Ze waren maar traag en sloom en beten niet. Er zaten er honderden, duizenden op het strand en er kwam heel wat bij kijken om ze op te ruimen. ‘Het zijn Coloradokevers en ze eten aardappelen.’ Ik geloof dat Piet Vijgen het was die mij dat uitlegde. Zijn vader was hopman. ‘Wat doen ze met die Coloradokevers?’ vroeg Robbie Uylenbroek, die ook bij ons in de klas zat. ‘Die worden verbrand of platgestampt,’ zei Piet Vijgen weer. ‘Maar je moet opschieten, want als we de meeste hebben, krijgen we een prijs.’ Coloradokevers moesten wel erg schadelijke beesten zijn. Anders kregen wij geen vrij van school om ze te vangen en hadden ze er geen wedstrijd met prijzen van gemaakt. Ik zag nu ook dat er veel kinderen van andere scholen waren, zo ver je kijken kon was er langs de vloedlijn één lange sliert van kinderen die gebogen of geknield beestjes aan het zoeken waren. Je zou zeggen dat wij een beetje op insekten leken die daar kropen en door elkaar krioelden. Als de doosjes, blikjes, potjes vol waren werden ze leeggekiept in emmers. Ik had nog nooit zoveel kevers bij elkaar gezien. Ze waren kalm en vlogen niet weg. Misschien waren ze versuft en hadden ze te lang in het zeewater gelegen of waren ze erg moe van het vliegen van de Coloradorivier naar hier, want ik dacht toen dat ze van de Coloradorivier kwamen. De kevers in de emmer waren murw en toen ik mijn jampotje leegmaakte, zag ik dat ze maar een beetje over elkaar heen kropen of een paar pootjes bewogen. Ik | |
[pagina 98]
| |
vroeg me af hoe zo'n klein beestje nu ooit een aardappel kon opeten. Op dat ogenblik werd ik op mijn schouder getikt. ‘Hoi!’ zei Pia. ‘Ben jij er ook? Heb je er al veel geraapt?’ Ze hield een blikken busje omhoog en ze zei: ‘Hier.’ Ze schudde haar kevers in mijn jampotje, en was zo weer verdwenen. Achter me hoorde ik een raar gekuch, misschien was het Robbie Uylenbroek of Piet Vijgen of iemand anders van mijn klas, of waren het de Coloradokevers in de emmer van onze school. Ze deden niets meer toen ik keek en daarom gooide ik de kevers van Pia er maar bij. Konden ze ook zo raar achter mijn rug kuchen. |
|