En uit de kerk klonk geheimzinnig orgelspel dat de gelovigen naar binnen lokte. Pia en haar familie verdwenen de kerk in. De deuren gingen dicht.
Als dekmantel voor mijn rondhangen had ik een rubberen balletje dat ik voor mijn verjaardag gekregen had. Het was iets bijzonders, want tot dan toe was het behelpen geweest en moesten we ballen nabootsen door reepjes fietsband over een prop kranten te spannen. Met het rubberen balletje kon je goed stuiteren en het kwam meestal mooi terug als je het tegen een muur gooide.
Ik gooide het balletje tegen de muur van de kerk en probeerde een bord dat naast de deur hing te raken. Het was een houten bord waarop met duidelijke letters de aanvangstijden van de dienst waren aangegeven. Er stond niet op wanneer de dienst ten einde kwam en ik moest dus weet ik hoe lang wachten.
Even later ging de kerkdeur open. ‘Dat gaat veel vlugger dan bij ons,’ dacht ik, maar er klonk nog volop gezang. Naar buiten kwam een meneer, die met zijn vinger hakende bewegingen naar mij maakte alsof er aan mij een schroefoog zou zitten waarmee hij me naar zich toehalen kon. Omdat ik naar hém keek en niet naar waar ik gooide, vloog mijn balletje ergens, weet ik waar naar toe.
‘Hier wordt niet gebald,’ zei de man. ‘In elk geval niet tijdens de dienst. In de eerste plaats omdat het niet past en in de tweede plaats omdat het stoort. Je kunt het gestuiter goed horen daarbinnen, vooral als je tegen de deur aangooit.’
Ik antwoordde dat ik maar één of hoogstens twee keer tegen de deur had aangegooid en dat dat per ongeluk was gegaan en ik legde uit dat ik op het bord mikte.
‘Je hebt zeker twee keer tegen de deur gegooid,’ zei hij.
Dat klopte eigenlijk wel. Die man kon goed tellen