Mijn vader stond 's morgens vroeg op, at staande aan het aanrecht een boterham met peperkoek of met een plakje gekookt vet spek, dronk een kop thee met veel melk en suiker en stapte naar buiten nog voor de stoomfluit van de Schelde ging, een soort verkouden geluid. Zijn broek piepte. Hij droeg een zwarte broek van volpool manchester, die piepte als hij liep. Drommen mannen gingen op hetzelfde moment op weg naar de fabriek en dus was er een heleboel gepiep van broeken en geroffel van werkschoenen in de straten. Ze wilden op tijd zijn.
Bij de ingang gooiden de werklieden hun koperen penningen in een bak. Mijn vader had penning D 299.
Naast de bak stond de portier die steeds maar weer op zijn horloge keek om, als het tijd was, op de seconde de klep van de bak dicht te klappen. Met de paar mannen die nog hard kwamen aanrennen had hij geen medelijden; hoe meer penningen van laatkomers hij kon verzamelen, hoe beter het voor hem was. Voor elke penning van iemand die te laat kwam werd hij extra betaald. En de laatkomers moesten voor elke minuut die ze te laat het fabrieksterrein opkwamen een half uur overwerken. Zonder betaling.
De portier was dan ook gehaat, maar bleef toch tamelijk lang portier.
Zo'n fabriek zat slim in elkaar en leek, net als onze school, een beetje op een gevangenis. De mannen moch-