wilde eigenlijk ook niet naar huis, omdat het al laat was en ik er wel weer van langs zou krijgen.
‘Ik heb op jou gewacht,’ zei ik.
Luitwieler snoof, het was een soort snuivend lachen.
‘Nou ja, je leert het al,’ zei hij. ‘Heb je helemaal niet geprobeerd eruit te komen?’
‘Nee,’ zei ik. ‘Ik moest toch wachten?’
‘Heb je niet gegild?’ vroeg hij.
Hij kwam dichterbij en schoof het blikje nog dichter naar me toe. Ik vroeg me af wat hij van plan was. Ik voelde de warmte van de vlam.
‘Heb je niet om je moeder geroepen?’ vroeg hij.
‘Waarom zou ik?’ antwoordde ik. ‘Je zei toch dat je terug zou komen.’
‘En wat als ik niet was teruggekomen?’
Daar wist ik geen antwoord op en ik zei dus niets.
Uit een borstzak haalde hij een pijpekop te voorschijn en hield die omgekeerd boven de vlam, om de tabak die erin gepropt zat aan het smeulen te krijgen en even later kwam er na wat gezuig rook uit zijn mond.
‘Wil je ook roken?’ vroeg hij en trok weer aan de pijpekop. Die gloeide nu goed en zijn neus werd even verlicht. Dan moest hij even goed hoesten en hij spoog daarna iets op de grond. Het was daar te donker om te zien wat.
Eenmaal uitgehoest wees hij met het pijpekopje naar de muren en zei: ‘Goeie plek, hè?’
‘Gaat wel,’ zei ik.
‘Hoezo, gaat wel?’ vroeg hij. ‘Wat is er fout aan?’
‘Het stinkt hier en er ligt rommel,’ zei ik.
‘Waarom denk je dat ik jou hier heb?’ zei hij en ik kon mijn tong wel afbijten. Dat zou niet geholpen hebben, want ik had toch al iets doms gezegd en dus besloot ik het maar niet te doen. Ik keek naar de berg puin en