De muurbekladder(ca. 1885)–Heinrich Hoffmann– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] De Geschiedenis van den snoeper. Een snoeper en een bordenlik, Dat was de kleine Frederik. Als hij iets te snoepen vond Ging het daad'lijk naar zijn mond. In een potje zoet en frisch, Stond de melk eens op den disch. Niemand was er in 't vertrek, En daar kwam de likkebek, Klom op 't bankje, nam den pot, En ging likken als een zot, [pagina 5] [p. 5] Maar daar komt de mied. - O, schrik! ‘Wacht!’ roept zij: ‘jou melkjelik!’ Frits kijkt angstig naar haar om, En daar valt èn melk èn kom. [pagina 6] [p. 6] 't Druint hem neer langs wang en kleeren; - Om zijn spijt nog te vermeeren Komen kinderen, zonder tal, Om te lachen om 't geval. ‘Wat ben je wit, o, Frederik, Jou snoepert en jou melkjelik! Je hemd vloeit langs je lichaam neer, Jij lekkerbaard, jij witte heer. Sliep uit, sliep uit, dien melkjedief, Wat staat die witte kleur hem lief! Vorige Volgende