Oude Vlaemsche liederen(1852)–A.H. Hoffmann von Fallersleben– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] Nu gaet het aen een scheiden. Ic ghinc mi eens vermeiden (verlustigen) den langen somertijt. wes (waerop) sal ic nu verbeiden (wachten)? nu gaet het aen een scheiden, 'k ben al mijn vruechden quijt. Gai sult uw hert mi schenken, schoon lief, mijn roosken root. wilt altoos mijns ghedenken, ken sal van u niet swenken (wankelen), ten scheid ons dan die doot. O rad van Aventuren, wat hebbic u ghedaen? dat ic dus moet besuren, dus kermen ende truren, en sal nu henen gaen! Vorige Volgende