¶ Nr. 165.
Dickethun ist mein Reichthum.
1.[regelnummer]
Het zou er een boer zijn dochter uit geve,
wat gaf hij het meisje in't eerste jeer?
een koe en 't vale hennetje,
dat vloog het meisje toe.
2.[regelnummer]
Het zou er een boer zijn dochter uit geve,
wat gaf hij het meisje in't tweede jeer?
twee kalveren met een os,
een koe en 't vale hennetje,
dat vloog het meisje toe.
| |
3.[regelnummer]
Het zou er een boer zijn dochter uit geve,
wat gaf hij het meisje in 't derde jeer?
drie ros, twee kalveren met een os,
een koe en 't vale hennetje,
dat vloog het meisje toe.
4.[regelnummer]
Het zou er een boer zijn dochter uit geve,
wat gaf hij het meisje in 't vierde jeer?
vier zwanen met een zwijn,
drie ros, twee kalveren met een os,
een koe en 't vale hennetje,
dat vloog het meisje toe.
5.[regelnummer]
Het zou er een boer zijn dochter uit geve,
wat gaf hij het meisje in 't vijfde jeer?
vijf vogelen met een vink,
vier zwanen met een zwijn,
drie ros, twee kalveren met een os,
een koe en 't vale hennetje,
dat vloog het meisje toe.
6.[regelnummer]
Het zou er een boer zijn dochter uit geve,
wat gaf hij het meisje in 't zeste jeer?
zes hoenderen, vijf vogelen met een vink,
vier zwanen met een zwijn,
drie ros, twee kalveren met een os,
een koe en 't vale hennetje,
dat vloog het meisje toe.
7.[regelnummer]
Het zou er een boer zijn dochter uit geve,
wat gaf hij het meisje in 't zevende jeer?
zeven paarden waren fijn,
zes hoenderen, vijf vogelen met een vink,
vier zwanen met een zwijn,
drie ros, twee kalveren met een os,
een koe en 't vale hennetje,
dat vloog het meisje toe.
8.[regelnummer]
Het zou er een boer zijn dochter uit geve,
wat gaf hij het meisje in 't achtste jeer?
acht leêge wagen, zij waren onbeladen,
zeven paarden waren fijn,
zes hoenderen, vijf vogelen met een vink,
| |
vier zwanen met een zwijn,
drie ros, twee kalveren met een os,
een koe en 't vale hennetje,
dat vloog het meisje toe.
Holländisch: Scheltema's Sammlung, Anfang des 18. Jahrhunderts. Das Lied geht noch weiter, aber aus dem Bäuerlichen ins Abenteuerliche, es folgen negen steene kerken, tien zwarte nonnen, elf vette papen und tweelf landesknechten, die deden niet dan vechten.
¶ 8, 3. leêg für ledig.
|
|