3.[regelnummer]
Het werken is een groot verdriet
voor hem die geeren en werkt niet;
't is hem een plaag ook alle daag
ik wou dat 't altijd zondag waar!
4.[regelnummer]
Zondags gaan ook de visschers uit
met emmer, korf al om den buit,
om vangen met schakel, werpnet:
hij wou dat 't altijd zondag waar!
5.[regelnummer]
De vrouwtjens toogen dan haar vlijt
om zondags te wezen verblijd;
elk in zijn huis of bij zijn bruid
ik wou dat 't altijd zondag waar!
6.[regelnummer]
De knechten zijn dan ook bereid
om te gaan al met de meid,
ginds ende weêr na haar begeer
ik wou dat 't altijd zondag waar!
7.[regelnummer]
Oorlof hier mede voor het lest,
het dunkt mij altijd zondags best,
dan is er vreugd al bij de jeugd,
ik wou dat 't altijd zondag waar!
Holländisch: Oudt Haerl. LB. 27. druk 1716. bl. 49. mit Weglassung einiger Strophen (Willems Nr. 249.) Gehört der neueren Zeit an.
¶ 1, 4. misbaar, Lärm - 2, 4. aêr für ander - 4, 3. schakel, Klebegarn, Fischernetz - 4, 4. hengelaar, Angelfischer - 5, 1. toogen in Seeland und Flandern für toonen, zeigen.