Horae Belgicae
(1968)–A.H. Hoffmann von Fallersleben– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 239]
| |
2.[regelnummer]
‘Hebt gij om harent wille
zoo zeer verslagen geweest:
gaat maar na huis toe stille
en toont u onbevreesd.
want het rouwt mijn en 't is mijn leed,
dat u dat mooije meisje
zoo zeer bedrogen heeft.’ -
3.[regelnummer]
‘Ik ging nog gister avond
zoo heimelijk aan den dans,
al voor mijn zoete liefs deurtje
die ik er gesloten vand.
ik roerde, ik klopte aan den ring:
staat op, mijn alderliefste,
staat op en laat mij in!’
4.[regelnummer]
‘Ik doe voor u niet open
en laat u ook niet in,
mijn deurtje is gesloten
en daar mag niemand in.
daar leiter een ander veel liever als gij,
gaat 't huiswaart leggen slapen
en peinster niet meer om mij.’
5.[regelnummer]
‘Is daar een ander lief inne,
dat ik u niet spreken mag,
blijft bij malkander in minne
en slaapt te zaam tot den dag!
ik zal weder na huis toe gaan:
mijn koejen zijn ongemolken,
en mijn werk leit ongedaan.’
Holländisch: Thirsis Minnewit 1. D. bl. 55. Die ersten 4 Zeilen kommen daselbst bl. 29. in einem Hochzeitsliede vor und lauten also: wij willen nog niet scheiden,
het is nog tijds genoeg,
wij willen nog wat beiden
tot aan den morgen vroeg.
¶ 1, 3. verbeiden, warten - 1, 3. verslagen, in Angst und Unruhe - 2, 4. onbevreesd unerschrocken. |
|