‘wie klopt hier alzoo laate?
gij meugt wel weder naar huis toe gaan,
gaan t' huis wat leggen slapen,
ik zalder u niet inlaten.’
4.[regelnummer]
‘Staat daar een ander in uw hert geprent,
van de min word ik versmeten.
mogt ik eens weten, wie het mij doet!
het wordt mij dikmaals verweten,
wat hebben wij een schoone tijd versleten!’
5.[regelnummer]
Zij zei: ‘jongman, houd goede moed,
kiest een ander jong van jaren!
als de liefde van een kant komen moet,
zoo valt het zwaar te dragen.
mogt ik vangen dat ik jage!’
6.[regelnummer]
‘Dat gij jaagt dat vangtje wel,
lief, en wilt daarom niet treuren!
al waren wij duizend mijlen van een,
dat god voegt zal gebeuren,
laten wij daarom niet treuren!’
Holländisch: Thirsis Minnewit 1. D. bl. 24. und Volksliederbücher.
¶ 4, 1. geprent, gedrukt, hier: eingedrückt - 4, 2. versmeten, verstoßen - 4, 4. wordt verweten, wird zum Vorwurf gereichen - 4, 6. den tijd verslijten, die Zeit verbringen - 5, 3. d.h. wo keine Gegenliebe ist - kant, Seite - 6, 3. van een, von einander - 6, 4. gebeuren, geschehen.