Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 204]
| |
genie, gelyk men zulks proefondervindelyk heeft waargenomen. De heer Abilgaard te Coppenhage verhaalt, in de schriften der Deensche geneeskundige maatschappy, de geschiedenis van zeker' kranken, gekweld met de derdendaagsche koorts, die aanvangkljk verzeld ging van zenuwtrekkingen, maar met den derden paroxismus en vervolgens in poëetische stuipen uitbrak; zo dat de lyder, geduurende elke koorts, een' vloed van juistgerymde vaerzen uitbraakte. Deeze rymkoorts nu genas de heer Abilgaard door Assa foëtida en gummi ammoniak Ga naar voetnoot621. Dat galziektens en hevige koortsen, prosaïsche lyders tot poëeten en vaerzenmaakers herschapen hebben, leeren ons de geschiedenissen: Men zegt dat Marakus, wanneer de gal zyn tong
Bezwalkte en windrig naer zyn hersens was gestegen,
In Sirakuze dus pryswaerde vaerzen zong. ---
Dus ging het eertyds met Abderaes burgerscharen,
(Verdiende ooit Luciaans alöud verhael geloof)
Een hevig koortsvuur joeg hun 't kokend bloedt door de
aêren,
En al hun redenlicht werd krachteloos en doof;
Doch, na de hevigheid dier felle koorts', vervoerde
Hen eene drift, als of een hemelheerschappy
Hun geesten vaerdig maekte en hunne tongen roerde,
Want al wat yder sprak of zong was poëzy.
(P. Burman, Intreereden, enz bl.
32 en 33)
Ga naar voetnoot622
Maar om tot den duivelsdrek weder te keeren. Het is moeijelyk te betoogen, hoe en op wat wyze die droogerye op de rymende genie eenen zo nadeeligen invloed hebbe; waarschynlyk echter | |
[pagina 205]
| |
brengt haar doordringende onaangenaame reuk, die in de apotheeken boven alle andere droogeryen doorstinkt, dit zeldzaam verschynsel op het brein des rymers te weege. Doch, gelyk men zich zelfs aan het gebruik van gift kan gewennen, zo blykt het ook dat eenige apotheekers, hoewel hun gewaad en brein van Assa foëtida doortrokken zyn, nogthans zeer glad en vloeijend rymen. En immers weet men, dat Broekhuizen, Antonides en Overbeeke gepraedestineerde apotheekers waren. Ga naar voetnoot623 |
|