Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd§. 62. De vaerzenmaaker schryft op Hercules pylaarenDe vaerzenmaaker schryft op Hercules pylaaren. Het is bekend dat Fenelon in zyn' FranschenTelemachus slechts een prosaïsch stuk geleverd heeft; maar Feitama herschiep zulks door zyne vaerzen in Neêrduitsche poëzy, (§. 48.) en schreef die vaerzen op Hercules pylaaren, geljk de titelprint voor dat dichtstuk, en haare verklaaring te recht aanduiden: De Fransche vinding, die dit heilzaam voorwerp gaf,
Noopt Neêrlands poëzy, opdat ze, in kunst
ervaren,
Het vorstlyk voorbeeldt schryve op Hercules pylaren.
Ga naar voetnoot383
Dus zal, daar Fenelons Telemachus eerlang zal vergeeten zyn, Feitamaas dichtstuk in wezen | |
[pagina 134]
| |
blyven, zo lang van Hercules pylaaren word gesproken. Waar men die beruchte pylaaren te zoeken hebbe, leert ons Feitama: 'k Verliet u daar met hem, toog door de verste baren
Naar 't roemryk Betisch strand, by Hercules pylaren.
(Telemachus, bl. 169)
Ga naar voetnoot384
en: De Betis, een rivier, vloeit door een' vruchtbren grond,
Wiens onbetrokken lucht zo zagt is als gezond:
Zy geeft die kust haar' naam, en stort zich in de baren
Des grooten oceäans, by Hercules pylaren.
(bl. 185)
Ga naar voetnoot385
‘Tacitus maakt ook gewag van pylaaren, by Hercules gericht op den Frieschen boodem, hoewel met onwis bescheid. -- Sy dwaalen, die de pylaaren van Herkules in Frieslands middelpunt, binnen 't vlek Duivels-kutte, stellen. Neen: de woorden van Tacitus geven genoegsaem te kennen, datze elders op een Friesch eiland door d'Oceaan bespoelt zyn’ (Commelin, Beschryving van Amsterdam, bl. 13 enz.) Ga naar voetnoot386. Vondel spreekt 'er van in het enkelvouwdige: Zo braef een toght streeft Herkles strantkolom
Dan wyt voorby, waermee de Grieken praalden, enz
(Poëzy, Deel I, bl. 424)
Ga naar voetnoot387
Wat 'er voorts van Hercules pylaaren zy, het schryven op dezelven zegt, voor de geheugenis, zoniet voor de eeuwigheid, iets bestaan of schryven. Zo zegt De Decker: | |
[pagina 135]
| |
Schryf, groote Draeck, schryf vry op Hercules pilaeren:
Noch vorder, Hercules, noch grooter ick als gy.
(Puntdichten, Boek I, 108)
Ga naar voetnoot388
Tot het schryven op Hercules pylaaren word onsterflyke inkt verëischt, waarvan de dichters gewaagen; by voorbeeld: Myn zwaneschacht, myn trekkebekske drinkt
Zich dronken in onsterffelyken inkt.
(Vondel, Poëzy, Deel I, bl. 317)
Ga naar voetnoot389
voorts: Zo drenk myn schachten met onsterffelyken ink.
(Antonides,
Ystroom, bl. 67)
Ga naar voetnoot390
en: Gedichten, blinkend van onsterffelyken inkt.
(Antonides, Mengeldicht., bl. 261)
Ga naar voetnoot391
Daar nu het schryven met onsterflyken inkt den poëeten toekomt, en het schryven op Hercules pylaaren zeer eigenaartig het vaerzenmaaken uitdrukt: zo is eindelyk niets natuurlyker, dan dat zo veelen onzer kooplieden, welken het lust te dichten (§. 13.), op Hercules pylaaren bestaan te schryven. De koopman, zeker, heeft daartoe het naaste recht, want immers Hy breid, door zyn vertier en inkoop aller waren,
Zyn' handel uit, tot zelfs by Hercules pylaren.
(Telemachus, bl. 53)
Ga naar voetnoot392
|
|