Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd§. 8. Het vaerzenmaaken is eene alöude kunstHet vaerzenmaaken is eene alöude kunst en reeds van het begin der eeuwen aan heeft men het daartoe gebruikt om ‘zyne gedachten of leeringen te verbreiden, en op de tong van anderen te vereeuwigen. Het is bekend, dat alle volkeren hiertoe zich eenstemmiglyk bediend hebben van een bekwaam middel, naamlyk van haare woorden op eene zekere voetmaat, of ook wel op eene gelykklinkende sluiting byëen te schikken. -- Dus is 't vaerzemaaken in de waereld gekomen.’ (L. ten Kate, Aanleiding tot de Nederduitsche tale, Deel I, bladz. 397) Ga naar voetnoot38. --- Men ziet hieruit, dat het | |
[pagina 19]
| |
vaerzenmaaken bynaar zo oud als de zonde zelve is; althans het is zo oud, indien niet ouder, als de eerste schryfkunst, hoe gebrekkig die kunst by haaren eersten oorsprong ook moge geweest zyn: want de geschiedenissen leeren ons, dat men vroeger vaerzen dan prosa geschreeven hebbe. Ook is het natuurlyk, dat de taal der goden (§. 2.) ouder zyn moete dan die der menschen (§. 1.). ‘Les plus anciens auteurs de la Grece écrivirent en vers, avant que la prose y fût en usage. -- Il paroit d'abord assez surprenant, qu'une manière d'écrire génante et réguliere, telle que la poësie, ait été en usage avant la prose, qui est bien moins asservie aux regles; mais la raison n'en sera pas difficile à découvrir, si l'on considére que la prémiére intention qu'ont euë les hommes en écrivant, a été d'aider la mémoire, et que les vers se retiennent beaucoup mieux que la prose’ (§. 54.) (Traité de L'Opinion, Tom. I, p. 128 et 129) Ga naar voetnoot39. Ik moet echter nogmaals herïnneren, dat de alöudheid der vaerzen, boven het prosa, alleenlyk van het tydgewricht der eerste schryfkunst aan te rekenen en te verstaan is. Want de eenvouwdige spraak, die ouder is dan het schryven, bepaalde zich tot het prosa alleen; gelyk Adam reeds prosa heeft gesproken: maar de gevondene schryfkunst wierd éérst aan het vaerzenmaaken, en laater aan het prosa besteed. En ook nog ten huidigen dage bepaalt zich het vaerzenmaaken vooräl tot het schryven; want men | |
[pagina 20]
| |
spreekt natuurlykerwyze niet in vaerzen, maar in prosa. Alleenlyk schryft men in vaerzen. |
|